10 DECEMBER 1930. 727 t v I 1 i i hij zou gaarne vernemen, of het antwoord van de Staatsmijnen een absolute weigering inhoudt of een voorloopige. Is het eerste het geval, dan moet men aan de eischen van het bedrijf tegemoet komen en den vijfden oven bouwen, ten minste als daarmede vooreerst genoegzaam in de capaciteit der fabriek wordt voorzien. Is de weigering slechts van voorloopigen aard, dan zou men beter met het nemen van een beslissing in zake den ovenbouw kunnen wachten in elk geval tot 1933 en daarbij kunnen overwegen, of het niet eerder aanbeveling zou verdienen gas van de Staatsmijnen te betrekken dan wel ineens tot den bouw van een nieuwe fabriek over te gaan. In het laatste geval acht Spr. daarnaast het voortbestaan van de tegenwoordige fabriek zeer wel mogelijk; groote steden houden er toch ook wel meer dan één gasfabriek op na. Wethouder ESBACH doet nadat hij medegedeeld heeft, dat aan de Staatsmijnen eerst door Burgemeester en Wethou ders is verzocht, of zij bereid waren aanvullend bij de gas.- voorziening van Breda op te treden, waarop zij al gauw ont kennend hebben geantwoord - voorlezing van het bewuste antwoord van de Directie der Staatsmijnen, hetwelk is ge dateerd op 29 November 1930 en luidt als volgt: „Door omstandigheden zijn wij nu eerst in de gelegenheid „terug te komen op Uw schrijven d.d. 20 Mei 1.1. ,,In verband met de grootere toepassing van gas in on. „eigen bedrijven, blijkt onze gaspositie momenteel van dien „aard te zijn, dat het ons niet gewenscht voorkomt, in de „naaste toekomst nog overeenkomsten voor de levering van „gas in de door U bedoelde hoeveelheden af te sluiten. „Wij moeten dus tot onze spijt berichten, dat wij van het „doen eener aanbieding voor de totale gasvoorziening van „Breda momenteel afzien." Spr. zegt naar aanleiding van dit schrijven, dat men zich

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 727