736 10 DECEMBER 1930. „werd het door Uwen Raad, zij het slechts met een verschil „van twee stemmen verworpen. Daarbij is blijkens de ge- „dachtenwisseling de toenmalige bewoning van de verdieping „een zeer belangrijke factor geweest. „Sedertdien zijn wij voortdurend doende geweest in deze „een oplossing te vinden en wij meenen dat thans het oogen- „blik is aangebroken om deze aangelegenheid opnieuw bij U ..aanhangig te maken. „Verwijzende naar de destijds door ons aangevoerde argu menten en naar de warme verdediging, welke ons oorspron- „kelijk voorstel bij velen Uwer mocht vinden, zal het geen „verwondering wekken, wanneer wij thans opnieuw komen „met het voorstel tot overplaatsing van het Museum naar de „bovenverdieping van de Boterhal. „Een meer passende omgeving is voor de belangrijke, „zich steeds uitbreidende verzameling, welke thans onvol- „doende tot haar recht komt, hier niet te vinden. „Bovendien is het oogenblik voor deze overbrenging gun- „stig, aangezien de bedoelde bovenverdieping thans ontruimd „is en daardoor beschikbaar voor een nieuwe bestemming, „terwijl de verhuring als woningen zeer zeker niet onaanzien lijke kosten zou medebrengen. „Meenden wij ons destijds tot geringere kosten te kunnen „beperken, ook de besprekingen in den Raad hebben ons er „toe geleid een geheel afdoende oplossing onder de oogeu „te zien, waarbij aan het fraaie gebouw geheel en al recht „zal worden gedaan. ..Voor de door ons voorgestane bestemming is een ver bouwing noodzakelijk, waardoor ter eerste verdieping ver kregen wordt een zoo groot mogelijke ruimte met behoor- .lijken lichttoevoer over de geheele lengte, in welke ruimte „met de er boven gelegen voorzaal de geheele collectie kan „worden ondergebracht. Voor tijdelijke tentoonstellingen, „waaraan behoefte wordt gevoeld, wordt mede gelegenheid „verkregen. Tevens is gedacht: één afzonderlijke toegangsdeur

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 736