738 10 DECEMBER 1930. om de bovenverdieping aan de Veemarktstraat vrij te maken en het Museum te verplaatsen naar de Boterhal. Spr. kan er zich ook volkomen mede vereenigen, dat de verzameling daar op waardige wijze wordt ondergebracht, maar hij moet er op staan, dat vóór de uitvoering van het plan alsnog een gedetailleerde begrooting van kosten aan de goedkeuring van den Raad wordt onderworpen. Spr. zou gaarne hieromtrent toezegging ontvangen. De heer CERUTTI merkt op, dat de kosten aan het vorige plan verbonden slechts f 1500,bedroegen. Hij vindt het huidige voorstel, dat dus belangrijk duurder is dan het vorige, eigenlijk nog maar lapwerk, daar de bedoelde localiteit niet zooveel grooter is dan die, waarin het Museum thans is ge huisvest. Bovendien acht hij het voor een museum een be zwaar, het op een bovenverdieping onder te brengen. Spr. vraagt, of Burgemeester en Wethouders al eens hebben na gegaan, of er geen .andere plaats voor het Museum is te vinden. Den heer BRANTJES lijkt dit plan een goede oplossing. Spr. heeft daarbij echter een begrooting van kosten en detail- teekeningen gemist. Hij zou het ten zeerste op prijs stellen, indien deze alsnog werden overgelegd, vooral met het oog op het groote verschil in kosten tusschen dit plan en het' vorige. De VOORZITTER zegt, dat het hem verheugt, dat dit plan zoozeer de instemming heeft van den Raad. Spr. erkent, dat met de uitvoering ervan nogal wat geld gemoeid is, maar men moet niet te veel terugdenken aan hetgeen in 1928 voorgesteld werd, toen de verbouwing geheel anders was opgezet. Bij nader bekijken van de zaak hebben Burgemeester en Wethouders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 738