10 DECEMBER 1930. 751 „zou worden gehandeld met de bedoeling van art. 62, 2e „lid der L. O. Wet geven wij U, mede ter vermijding van' „consequentie's, in overweging afwijzend op het verzoek te „beschikken." De heer VAN WERKHOOVEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Het zij mij vergund, naar aanleiding van Uw afwijzend prae-advies in zake het adres van de Vereeniging „Volksonder wijs", het een en ander te zeggen. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun prae-advies: dat de verordening van schoolgeldheffing is gebaseerd op art. 62 sub 2 van de L. O. Wet 1920 (zie Gemeenteblad 385). Maar, Mijnheer de Voorzitter, dan behooren de kinderen, als door ons (ik spreek even in m'n kwaliteit van Bestuurslid van de Afd. Breda van „Volksonderwijs" in dat adres be doeld, geheel vrij te worden gesteld van het betalen van schoolgeld. Art. 62 sub 2 van bovengenoemde wet toch is gebaseerd op de Ned. Rijks-lnkomsten-belasting. In Indië verblijvende personen zijn dus in die bedoelde belasting niet aangeslagen. Waar U in Uw prae-advies van consequenties spreekt, be veel ik deze zienswijze in Uw aandacht. Volgens Uw zienswijze laten deze bepalingen der veror dening geen reductie toe; ik ben echter zoo vrij en ga een stap verder: de bepalingen laten zelfs _geen aanslag toe. Wat betreft Uw uitdrukking: de motiveering is niet van zoodanig belang, dat ze Uw College kunnen doen overgaan tot een voorstel tot wijziging der verordening; die uit drukking kan geheel Uw meening weergeven. Ik ben echter zoo vrij te veronderstellen, dat de betrokken ouders met Uw College van meening zullen verschillen, en die motieven in tegendeel van zeer groot belang achten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 751