10 DECEMBER 1930. 75.3 In het adres gevraagd wordt in strijd met de bepalingen der bestaande verordening. Wat de toepassing van art. 6.2 sub 2 der L. O. Wet betreft, zegt Spr., dat dit een kwestie van inter pretatie is, Er is geen reden om de behandeling van deze zaak aan te houden. Wethouder VAN BUITENEN merkt op, dat, als de ge meente niet het recht zou hebben tot het heffen van school geld van kinderen, wier ouders of verzorgers in Ned.-Indië woonachtig zijn, die ouders of verzorgers wel daartegen- zouden opkomen. Verder wijst Spr. op de consequenties, wel ke uit inwilliging van het verzoek zoo dit mogelijk ware - zouden voortspruiten ten aanzien van andere hier schoolgaan de kinderen, wier ruders of verzorgers buiten Breda woon achtig zijn. De heer VAN WERKHOOVENJuist de consequentie brengt mede, de in het adres bedoelde kinderen vrij te stellen van het betalen van schoolgeld. De heer CERUTTI wijst er op, dat hetgeen de heer Van Werkhooven beoogt, in de practijk aanleiding zou geven tot scheeve verhoudingen; voor de kinderen van den Gouver neur-Generaal of van den een of anderen Indischen nabob zou dan geen of minder schoolgeld worden betaald en voor die van een eenvoudig burger van Breda het volle bedrag. De heer VAN WERKHOOVEN zal te gelegener tijd met een voorstel tot wijziging van de heffingsverordening komen. Daarop wordt, overeenkomstig het prae-advies van Burgemeester en Wethouders, besloten afwij zend op voormeld adres te beschikken,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 753