770 10 DECEMBER 1930. De heer VAN VEEN is van meening, dat de Raad, naast het juridisch advies, wel degelijk behoort te weten wat weder zijds is aangeboden of bedongen. Immers, mocht de Raad een beding van de Waterleiding- Maatschappij redelijk achten in afwijking met de zienswijze van Burgemeester en Wet houders dan zou hij toch niet de hooge kosten eener lang durige procedure gaan riskeeren. Het is dan ook noodig, dat de Raad precies weet, waar het hier over gaat. De VOORZITTER: Ja, als Burgemeester en Wethouders voorstelden een actie in te stellen, maar het gaat thans over een verweer. Spr. is bereid er een volgende maal in besloten vergadering meer over mee te deelen. Daarop wordt conform het voorstel van Burge meester en Wethouders besloten. De heer VAN VEEN wenscht aanteekening, dat hij tegen dit voorstel is. 61. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot ver laging van de electriciteitstarieven voor klein-verbruik, in gaande met de meteropname over de maand Januari 1931. De heer HAALMAN heeft in de toelichting van dit voorstel gelezen, dat „bij handhaving van de bestaande tarieven, de geraamde winst zou worden overschreden/'. Spr. vraagt, welke geraamde winst hier bedoeld wordt. De VOORZITTER: Natuurlijk in de eerstvolgende periode; het dienstjaar 1931.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 770