86 5 FEBRUARI 1930. Van Buitenen heeft te kennen gegeven, dat raadsleden niet zoo objectief daartegenover zouden staan als deskundigen. Spr. is evenwel van meening, dat zich dit bij deskundigen evengoed kan voordoen. De leden van de commissie van bijstand zijn op de hoogte van de plannen der gemeente; zij zitten door en door in de zaken in. Spr. vindt de kans om van raadsleden objectieve schattingen te verkrijgen min stens evengroot als van deskundigen. Wat de financieele resultaten van de exploitatie van den Belcrumpolder aangaat, is Spr. het met den heer Van Buitenen eens, dat men daaromtrent moet afwachten wat de toekomst brengt. Spr. waarschuwt voor te groot optimisme ten deze. Dat de exploitatie op het oogenblik goed gaat, is volgens Spr. geen wonder, daar men wordt geforceerd in den Belcrumpolder te bouwen. De heer RIPPEN heeft in eerste instantie niet over erfpacht gesproken, omdat hij irt de meening verkeerde, dat het in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders lag, voortaan op ruime schaal gronden in erfpacht uit te geven. Spr. heeft nu uit de uitlatingen van den heer Van de Ven opgemaakt, dat uitgifte in erfpacht slechts sporadisch zal 'voorkomen. Spr. neemt stelling daartegen. Elij zal steeds blijven ijveren voor uitgifte in erfpacht als regel en verkoop als uitzondering en wenscht gaarne positieve inlichtingen daaromtrent van het College te hebben. Wat de instelling van een commissie van bijstand betreft, is Spr. het met Wethouder Van Buitenen eens, dat men beter een commissie voor de financiën in het algemeen kan hebben. Spr. heeft trouwens al jaren geleden daarop aangedrongen. Nu de gemeente zich heeft uitgebreid wordt het hóóg tijd, dat zoo'n commissie wordt ingesteld. Spr. verklaart ten slotte, te volharden bij zijn meening, dat de schattingen niet aan de commissie van bijstand be- hooren te worden opgedragen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 86