5 FEBRUARI 1930. 87 De heer HAALMAN .is het met den heer Van Buite nen eens, dat de toestand geen aanleiding geeft tot pessi misme. Dit wil echter nog niet zeggen, dat hij aanleiding geeft tot optimisme. Men staat nog voor het doen van groote uitgaven, welke op de nog onverkochte gronden zullen drukken, en nu weet men niet, of de reserve daarvoor toe reikend is. De instelling van een commissie van bijstand voor de financiën is reeds in 1922 door Spr. bepleit. Nu er thans stemmen uit den Raad opgaan om daartoe over te gaan, zal Spr. die gaarne steunen. Spr. voelt, nu het aantal gemeente-woningen steeds toe neemt, ook veel voor de oprichting van een woningbedrijf. Het grondbedrijf en het woningbedrijf zouden dan goede objecten vormen voor een commissie van bijstand, maar Spr. geeft aan het instellen van een commissie voor de financiën de voorkeur. Spr. handhaaft zijn meening in zake de taxatie. De schat tingen zullen van buitengewoon groot belang zijn voor den financieelen toestand van de geheele gemeente; Spr., zou dan ook niet gaarne de verantwoording daarvoor op zich durven nemen. Raadsleden kunnen niet objectief daar tegenover staan; dit kunnen alleen deskundigen van buiten de gemeente. Dat men dit in andere plaatsen ook heeft in gezien, bewijst wel het feit, dat raadsleden daar zijn uitge sloten van het lidmaatschap der schattingscommissie. De heer VAN VEEN heeft tegen het opdragen van de schattingen aan de commissie van bijstand twee bezwaren gehoord; het ©ene betreft een gevoelskwestie, het andere is van practischen aard. Spr. kan zich niet begrijpen, hoe een raadslid, vertrou wensman der burgerij, om gevoelsoverwegingen buiten zoo'n commissie wenscht "te blijven. Raadsleden hebben toch ook in andere commissies over zeer belangrijke aangelegenheden te adviseeren, zooals het aankoopen van gaskolen, het op-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 87