90
5 FEBRUARI 1930.
gemeester en Wethouders. De heer Van Veen heeft dit
wel beweerd, maar niet aangetoond. Spr. vindt het veel
rationeeler, dat leden van den Raad niet aan de schattingen
deelnemen. Wanneer dan een objectieve schatting door des
kundigen, buiten den Raad staande, heeft plaats gehad, komt
de Raad, met de wetenschap, welke hij bezit, om de waarde
der gronden vast te stellen. Spr. wil Breda behoeden voor
misbruiken, welke in andere gemeenten hebben plaats ge
grepen.
De heer VAN VEEN protesteert tegen de veronderstelling,
dat opdracht van de schattingen aan raadsleden tot misbruik
zou leiden.
De heer VAN DE VEN, voortgaande, zegt, dat gebrek
aan industrie-terrein Breda er indertijd toe heeft bewogen
den Belcrumpolder aan te koopen. Het grondbedrijf zal nu
de prijzen der gronden regelen.
De heer VAN BUITENEN constateert, dat de debatten
wel wat wijdloopig worden. Zij draaien eigenlijk alleen om
dit ééne punt: de samenstelling der schattingscommissie.
De schatting dient niet om de verkoopsprijzen vast te stellen,
maar is noodig om te kunnen voorkomen, dat de boekwaarde
der gronden boven de werkelijke waarde zou gaan. Opdat
die boekwaarde niet te hoog worde opgevoerd, behoeft men
een objectieve schatting. Men heeft daarvoor geen raadsleden
noodig, die uit den aard van hun ambt met allerlei toestan
den en omstandigheden op de hoogte zijn, maar objectieve
personen, die deskundig zijn. Spr. heeft niet beweerd, dat
raadsleden niet objectief kunnen zijn; Burgemeester en Wet
houders willen alleen misvattingen voorkomen. Taxatie-ver
schillen zullen altijd voorkomen.
Den heer R i p p e n antwoordt Spr., dat uitgifte van gron
den in erfpacht in vele gevallen van belang kan zijn. Bedoelt