92 - 5 FEBRUARI 1930. De VOORZITTER antwoordt den heer Haaiman, dat in de toelichting op dit artikel staat vermeld, dat voorshands alleen de terreinen van den Belcrumpolder zullen worden ingebracht, doch uit de redactie van het artikel zelf blijkt, dat het toch de bedoeling is ook andere gronden in te brengen. De heer MEIJVIS vraagt, of groote complexen, welke niet voor stadsuitleg bestemd zijn, zooals het gemeentelijk bezit op de Vrachelsche heide, ook in het grondbedrijf zullen worden ingebracht. De VOORZI TTER zegt, dat alleen bouwterreinen en als dusdanig in aanmerking komende gronden daarin zullen worden gebracht. Het artikel wordt daarop onveranderd 'goedge keurd en vastgesteld. De artikelen 2 tot en met 4 worden zonder eenige bedenking goedgekeurd en vastgesteld. Artikel 5. De heer VAN VEEN wenscht niet de groote verantwoor delijkheid, verbonden aan de leiding van het grondbedrijf aan den directeur van Openbare Werken te zien opgedragen. Spr. zou willen, dat een commissie van bijstand, desnoods de Bouwcommissie, werd gehoord over den aankoop en verkoop van grond. Grondexploitatie is zeer riskant; Spr. wil derhalve den directeur eenigszins daarvan ontlasten. De VOORZITTER wijst er den heer Van Veen op, dat alleen sprake- is van de dagelijksche leiding van het i

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 92