5 FEBRUARI 1930. 97 ordening. De vraag doet zich nu voor, of men de verordening opnieuw zal vaststellen en afwachten, of de Kroon haar zal vernietigen als zijnde in strijd met de wet. Bezwaren zijn in den tijd, dal zij vigeert, niet aan den dag getreden. Dit nu heeft Burgemeester en Wethouders genoopt om den Raad een voorstel te doen, waarbij de verordening uit reverentie voor een eenmaal genomen raadsbesluit een kans wordt ge geven. Spr. acht het nu niet het juiste tijdstip om adviezen, in te winnen; men zal verstandig doen met de beslissing van het hooger gezag af te wachten. De heer VAN VEEN zegt cle Rijksregeling zóó begrepen te hebben, dat men door een vrijwel algemeen verbod met enkele uitzonderingen een compromis heeft getroffen tusschen het belang van een groep transport-arbeiders en een onge twijfeld groot hygiënisch belang. De heer Me ij vis, die nu het verbod toch tot melk wcnscht te blijven uitstrekken, vindt Spr. in dit geval een slecht pleitbezorger voor het werkmansgezin, want juist in de kringen van hen, die eng en muf behuisd zijn, ondervindt men de bezwaren van het verbod het ergste. De Voorzitter, die bij wijze van proef deze verordening opnieuw wil vaststellen om dan af te jachten, of zij van hoogerhand zal worden vernietigd, geeft Spr. toch in over weging om het door hem bedoelde advies in te winnen, ten einde het juiste licht te verschaffen; hij zal dan des te ster ker staan. De VOORZITTER vraagt, of het voorstel van den heer Van Veen voldoende ondersteund wordt. Dit niet het geval zijnde, kan het geen onder werp v-an behandeling uitmaken. Daarop wordt conform het voorstel van Bur gemeester en Wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 97