16 DECEMBER 1931 7 1003
onoverbrugbare klove. Het zou mij zeer weinig moeite kosten
een groot aantal dergelijke feiten bijeen te zamelen, te meer
waar ik door U niet op de karigste wijze ben bedeeld ge
worden, wanneer gij met kwistige hand en niet altijd geheel en
al zonder aanzien des persoons Uw liefelijkheden uitdeeldet.
Wij zouden U thans den raad willen geven: Herzie op dit
gebied Uzelf. Is het nog niet in een der laatste raadsvergade
ringen geweest, dat U mijn vriend M e ij v i s op grievende
wijze beleedigde en U tegenover mij de gebruikelijke grof
heden losliet? Bij eenig nadenken zult gij dit ongetwijfeld
moeten toestemmen. Daarom nogmaals, Mijnheer de Voor
zitter, neem mijn vriendenraad aan en tracht Uzelf dit af te
leeren, want ik geloof, dat het een, zij het dan slechte, ge
woonte van U is geworden. Laat af van het onaangename
persoonlijke in Uw optreden jegens ons en een volgende maal
zal bij een door U te vieren jubileum ongetwijfeld een ander
standpunt worden ingenomen.
Wat het College betreft, waarom zou ik het ook niet eens
hulde toezwaaien en wel voor het feit, dat de „nagekomen
stukken" zijn afgeschaft geworden. We zullen zien, of het zal
blijven bij deze goede voornemens, waarvan wordt beweerd:
,,le chemin de l'enfer en est plavé".
Minder huldebetuigend, kan ik zijn, als ik naga den slakken
gang, waarmede zoovele belangrijke zaken worden afgedaan,
prae-adviezen over voorstellen en moties uitblijven. Zou ik
eens kunnen grasduinen in de paperassen, die in het een of
ander archief zijn opgeborgen, dan zou ik ongetwijfeld
stukken vinden waarvan het elkaar weerzien na zoo'n lange
scheiding allerhartelijkst zou zijn. Persoonlijk denk ik aan
mijn motie over den huurtoeslag en het Ambtenarenreglement,
dat er op 1 September 1931 had moeten zijn. Bij de artikels-
gewijze behandeling der hoofdstukken komt wellicht gelegen
heid daaraan nog een en ander toe te voegen, zoodat ik thans
wil overgaan tot de bespreking der voorliggende begrooting
met de daarbijbehoorende financieele nota, op het gevaar at,
dat de heer V a n M i e r 1 o a.s. Vrijdag wel weer zal zeggen,