16 DECEMBER 1931 I// 1005 anderen kunnen aanwijzen. Maar, als men mij vraagt, of dat nu wel een goede sluitpost is, zou ik niet gaarne daarop een bevestigend antwoord geven en vermoedelijk de Wethouder ook niet. Evenals het vorig jaar zal de post „Opcenten ge- neentefondsbelasting" de sluitpost moeten zijn en waar het vorig jaar het niet mogelijk was de te heffen opcenten enkele maanden vóór den aanvang van het belastingjaar te bepalen, zal het nu nog minder kunnen. Zou de Raad dus thans be sluiten, dat het getal opcenten in 1932 47 zou zijn, dan is er alle kans, dat dit besluit toch in het aanstaand voorjaar zal moeten worden herzien. Evenals dit jaar zou dat einde April kunnen geschieden. Men beschikt dan over heel wat meer gegevens. Bovendien hangt ons het beruchte Kortingswetje boven het hoofd en ik zou aan het College van Burgemeester en Wethouders willen vragen: Wat zult gij doen, wanneer deze wet in het Staatsblad zou komen? Zal door U alsdan gevolg worden gegeven aan den ministerieelen wenk om loonen en salarissen van hen, die in gemeentedienst zijn, te verlagen? Ik moge nog even wijzen op het groote gevaar, ja zelfs de absolute onmogelijkheid om den post „Onvoorziene uitgaven" als sluitpost te doen fungeeren. Dit blijkt reeds uit de nota van Burgemeester en Wethouders, waar op blad zijde 2 wordt gezegd, dat de kosten voor werkverschaffing en de bijdragen aan werkloozenkassen ten behoeve van de ver lenging der uitkeeringen niet kunnen worden geraamd. Deze kosten zullen uit den post „Onvoorziene uitgaven" moeten worden gevonden. Het hangt geheel af van het verdere verloop der econo mische crisis, of de bedragen, uitgetrokken voor steunver- leening en armenzorg, voldoende zullen blijken. Mocht dat niet het geval zijn, dan zullen de meerdere uitgaven eveneens uit „Onvoorzien" moeten worden gevonden. Nu is de post „Onvoorziene uitgaven" geraamd op 55042,02. Het spreekt toch wel vanzelf, dat, waar uit den post ook de af- en over schrijvingen moeten plaats hebben, de post aanmerkelijk zou moeten worden verhoogd, waartegenover vrijwel niet anders"

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1005