1008
16 DECEMBER 1931
de V.B. 1650 of 9
de Prot. Chr. P. 927 of 5
Deze cijfers wijken eenigszins af van de door den heer
Haaiman genoemde.
In 1927 hadden de R. Katholieken 57,7 en zijn dus
met 3,4 van het getal kiezers vooruitgegaan. Hieruit mag
de conclusie getrokken worden, dat de R. Katholieken het
beleid der fractie in het afgeloopen tijdvak hebben goedge
keurd en dat de uitslag der verkiezingen ons dus den plicht
oplegt de zaak op den zelfden voet voort te zetten. En ook
mogen wij daaruit besluiten, dat althans een deel der R.K.
Volkspartij en van de partij „Schaepman" op de R.K.S.P.
gestemd heeft, iets waarover ik mij zeer verheug.
De heer Haaiman heeft gezegd: ,,Als de vrouwen maar
niet mee gestemd hadden, dan zou de uitslag wel anders ge
weest zijn!" Het is best mogelijk, dat de heer Haaiman
gelijk heeft, maar het is evengoed mogelijk, dat hij het mis
heeft; de gissing is geheel voor rekening van den heer Haal-
m a n.
Er is voor ons geen reden tot overmatige blijdschap; daar
voor moeten wij eerst 80 van de uitgebrachte stemmen
hebben. Maar, er valt zeker geen achteruitgang te boeken.
Uit de verkiezingscijfers mag derhalve geenszins de conclusie
worden getrokken, welke de heer Haaiman daaruit op
maakt.
Het lijkt mij niet verkeerd ook iets van den verkiezingsstrijd
te zeggen.
Bij de verkiezingscampagne hebben de sociaal-democrati
sche raadsleden zich opgeworpen tot een soort verkiezings
comité. De R.K. raadsleden hebben dat niet gedaan, omdat zij
niet den schijn op zich wilden laden, iets voor hun persoonlijk
voordeel te doen.
Het geval-W ij n e k u s kan gevoeglijk buiten beschouwing
worden gelaten, aangezien de R.K. raadsfractie voor bedoeld
ingezonden stuk in het Dagblad van Noord-Brabant niet de
verantwoordelijkheid draagt.