16 DECEMBER 1931 w 1009
De verkiezingsstrijd ik geef dit gerust toe is een strijd
geweest tusschen de R. Katholieken en de Socialisten. Het
was een vurige, geanimeerde strijd, geheel evenredig aan het
belang, dat op het spel stond. Het ging erom, of de Katho
lieken den grooten invloed op het gemeentelijk bestuur, dien zij
in 1927 hadden verworven, zouden behouden, dan wel, of
die invloed zoude verminderen en gedeeltelijk zou moeten
worden afgestaan aan de S.D.A.P.
Ik kan het mis hebben, maar mijn indruk in den loop der
vorige periode is geweest, dat de S.D.A.P. haar positie voelde
verzwakken en dat zij er daarom in heeft toegestemd, dat
haar dissident de heer Haaiman die steeds een
grooten aanhang had onder de niet-principieelen, aangezien
hij de menschen tot zich weet te trekken, weer in haar rijen
trad. Dit was inderdaad een aanwinst voor haar. En ook heb
ik den indruk gekregen, dat de heer Haaiman wel niet
het propaganda-comité is geweest, maar wel de ziel ervan.
Hoe moeten wij nu den strijd kwalificeeren? In één opzicht
was hij waardiger dan bij vroegere gelegenheden; wij hebben
niet de aanvallen gehad op godsdienst, kerk en priesters. Dat
was ook voor de S.D.A.P. zelf beter, maar ik hoop toch, dat
het zóó zal blijven. Ditmaal is echter blijkbaar een ander
consigne gegeven; over het geheele land is als roode roep
gehoord: De S.D.A.P. heeft alles gedaan en wat zij zelf niet
gedaan heeft, is door haar stuwkracht verkregen.
Ik vind dat zoo erg niethet behoort bij de romantiek der
verkiezingen, dat een leuze wordt aangeheven ten dat men
reclame maakt voor zijn partij. Men mag dan wel wat over
drijven en wat harder roepen dan in gewone dagen, maar. er
zijn grenzen. En ik meen, dat die grenzen door de S.D.A.P.
overschreden zijn.
Ik wil op eenige gevallen wijzen.
Het eerste is hier begonnen bij de vorige begrootings-
debatten. De S.D.A.P. deelde toen mede, dat de R.K.S.P. in
haar fractievergadering de verlaging van salarissen en loonen
van het gemeentepersoneel had besproken. Dit was onwaar