16 DECEMBER 1931 1013 en encyclieken, die aan de wereld en vooral aan de R.K. werkgevers en werklieden de Christelijke opvattingen hebben doen kennen, nadat deze door het liberalisme ter zijde waren gesteld? Zegt het U niets namen te hooren als ,,Rerum no varum" en nu pas weer „Quadragesimo anno"? Zijt ge onbe kend met het optreden van Nolens, Aalberse, de Mun, Ca- threin en hoe ze allemaal heeten mogen in Nederland en daarbuiten? Weet ge niet wat de katholieke arbeidersvereni gingen in Nederland en daarbuiten hebben gedaan? Dit alles kan U niet onbekend zijn! Maar als het U bekend is, is het dan niet belachelijk over geheel Nederland den kreet te laten weergalmen: De socialisten hebben alles gedaan en wat zij niet gedaan hebben, is door hun stuwkracht verkregen? En blijkbaar op bevel van hun leiders hebben wij dien kreet ook hier gehoord, hier waar er toch allerminst reden voor was. Ik kan mij voorstellen, dat het niet plezierig gevonden werd, dat wij met zooveel daden voor den dag konden komen. Dat men daar een lijst tegenover heeft willen stellen van daden, die nog tot stand moeten komen, kan ik begrijpen, dat ligt voor de hand; zooals het ook voor de hand ligt, dat een der gelijke lijst tot in het oneindige kan worden uitgebreid. Na tuurlijk speculeert men daarbij: a. op de heilige ontevredenheid, die men alom gezaaid heeft en nog zaait ten aanzien van de tegenwoordige orde en die ook de goede daden nog verkeerd uitlegt, b. op de onwetendheid van een aantal menschen, die zich alles laten zeggen als het maar met nadruk gezegd wordt. Ik neem dat deze menschen niet kwalijk; zij zijn vóór alles slachtoffer van de ontegenzeglijk krachtige propaganda der socialisten. Ik ontken de propagandistische kracht, noch de stuwkracht der socialisten, maar ik ontken, dat zij alleen bij de S.D.A.P. te vinden is. Ik ontken, dat zij niet te vinden is bij de katholieken, zooals toch in een verkiezingsblaadje der socialisten gesuggereerd werd; ik beweer dat onze beginselen voorschrijven, dat getracht moet worden den arbeiders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1013