1016 16 DECEMBER 1931 venhage op 10 December 1930. Op de desbetreffende vragen werd van de bestuurstafel geantwoord: „Onder goede films moet men verstaan films, die vóór alles „aan dezen negatieven eisch voldoen: dat zij voor Katholieken „op geenerlei wijze, d.i. noch uit godsdienstig-zedelijk, noch „uit maatschappelijk oogpunt aanstoot of ergernis kunnen „geven. „Naast dezen negatieven eisch zal men echter den positie- „ven moeten stellen, dat de film aan redelijke schoonheids- „eischen voldoe en eene positieve werking ten goede oefenen „kan op het publiek, hetzij door den inhoud, hetzij door den „vorm, het liefst natuurlijk door inhoud en vorm beiden. „Bij deze keuring, gelijk die thans door de K. F. C. wordt „verricht, kan alleen rekening gehouden worden met den „bovengenoemden negatieven eisch, daar de K. F. C. door „keuring van de films op haar aesthetische waarde, haar be voegdheid zou te buiten gaan. „Ten aanzien echter van de bevordering van het vertoonen „van goede films heeft de K. F. C. wel degelijk ook den „positieven eisch in het oog te vatten. „Zij heeft dat ook steeds begrepen en zal er voortdurend „naar blijven streven om zooveel mogelijk de vertooning te „bevorderen van die films, die in elk opzicht, d.i. dus zoowel „in ethisch als in aesthetisch opzicht aan de hoogst mogelijke „eischen beantwoorden." Dus bij de keuring wordt afgekeurd wat aanstoot of erger nis geeft voor Katholieken. Neutrale films, om ze zoo maar eens te noemen, worden dus goedgekeurd, maar ook andere films als ze maar geen aanstoot of ergernis geven. Dit is toch heel wat anders, dan wat ik zooeven noemde. Wij R.K. zijn niet preutsch, maar wij behoeven toch niet te dulden dat ons aanstoot of ergernis wordt gegeven, nooit of nergens, maar toch zeker niet in een stad als Breda met z'rr bevolking, die in overgroote meerderheid katholiek is. En nu zou ik toch deze vraag willen stellen: Zijn de socialisten en liberalen, die zich bij de verkiezingen tegen de keuring van de K. F. C.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1016