16 DECEMBER 1931 1019 Goed moet tot uitdrukking komen, dat de R. K. allen die nakeuring wenschen en in dit opzicht één lijn trekken. Het moet niet zóó zijn, dat men de eene gemeente tegen de andere uitspeelt, niet zóó dat men naar Breda kan verwijzen bij de bewering, dat niet alle R, K. de nakeuring van de K. F. C. wenschen. Daarom is het zoo n voordeel, dat bijna alle groote gemeenten van Noordbrabant en Limburg lid zijn van de Zuidelijke Vereeniging, die aan de K. F. C. opdracht heeft gegeven de films na te keuren. Ik acht het daarom ook wenschelijk, dat Breda lid wordt van die ver eeniging, wat zij tot nu toe, jammer genoeg, heeft nagelaten. 2e. Het zou trouwens ook organisatorisch niet juist zijn gebruik te maken van het werk der vereeniging en er geen lid van te worden, als men dit worden kan. 3e. Bovendien, het werk van de K. F. C. is niet volmaakt; er zijn nog maatregelen te treffen om het te perfectionneeren; het werk moet ook nog worden uitgebreid en het lijkt mij wenschelijk, dat Breda bij de samenstelling der maatregelen invloed kan uitoefenen; welnu, dit kan het alleen als het lid wordt van die vereeniging. Ik zeg dit, omdat Burgemeester en Wethouders een eenigs- zins ander voorstel aan den Raad hebben ingediend, een voorstel, waarbij Breda wél aan de K. F. C. wat geld zou betalen, maar zich overigens van dat werk afzijdig zou houden. Ik zou dat zeer betreuren om de redenen, die ik heb opgesomd, waarbij nog wel andere te voegen zouden zijn. Financieel bezwaar behoeft daarbij niet gemaakt te worden, want de kosten van het lidmaatschap zijn slechts cent per inwoner, terwijl Burgemeester en Wethouders voorstelden cent uit te betalen. Ik zou 't zeer op prijs stellen, indien Burgemeester en Wethouders met deze ge- dachtengang rekening zouden willen houden bij de samen stelling der beloofde nota. Wij herinneren ons nog levendig, hoe op 1 September j.l. de heer Haaiman namens de S.D.A.P. een verklaring aflegde, waarin het niet aan harde woorden ontbrak en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1019