16 DECEMBER 1931 1021 meerderd. Toen telde de heer G r u ij s in onze fractie 4 arbeiders afgevaardigden; ik telde er 5; maar in elk geval zijn er nu 7; en deze zijn echt uit de arbeidersklasse, terwijl er bij de S.D.A.P. op z'n best 4 zijn. Toen kon de heer G r u ij s een beroep op de traditie doen; die traditie is nu vervallen; wij hebben nu 4 jaren van uit sluitend katholieke wethouders. Toen traden 2 nieuwe wethouders op, menschen, die te voren nooit wethouder waren geweest; nu zijn ze alle drie in hun werk ingewijd. Ik meen dus te mogen zeggen, dat ons standpunt wel overwogen was; het moge voor de S.D.A.P. een tegenvaller zijn, dat wij het vroeger door ons ingenomen standpunt hebben gehandhaafd, omdat blijkbaar de verkiezingsstrijd zijn culminatiepunt vond in den strijd om het wethoudersschap, maar wie democratisch wil zijn, moet zich bij den wil van het volk, zooals deze zich bij de verkiezing uitspreekt, neer leggen. De heer Haaiman heeft in zijn verklaring een beroep gedaan op evenredige vertegenwoordiging. Maar, waar is het stelsel van evenredige vertegenwoordiging op de wet houdersverkiezing toepasselijk verklaard? Dit geldt wel voor de raadsverkiezingen, maar niet voor de verkiezing van wethouders, niet voor Gedeputeerde Staten, niet voor mi nisters, en een beroep daarop is dus misplaatst. Zeker, als wij hier geen regeerkrachtige meerderheid hadden en wij er dus een moesten maken op het voorbeeld van zoovele plaatsen in ons goede vaderland, dan zou men er toe kunnen besluiten om op overeenkomstige wijze het stelsel van evenredige ver tegenwoordiging toe te passen, maar verplicht zou men er dan ook niet toe zijn en het is ook niet overal toegepast. Als men geen groote meerderheid heeft in één fractie, dan tracht men op de best mogelijke manier tot een meerderheid 'te 'komen; hoe men dat doet, hangt van de omstandig heden af.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1021