16 DECEMBER 1931.
1027
vormen, besproken hebben, maar U houde mij ten goede,
dat ik onder de tegenwoordige omstandigheden van die
reserve niet veel terecht zie komen. Ik zou er alleen dit
van willen zeggen: Ik hoop, dat wij nu een aanvang ermee
kunnen maken, maar ik meen, dat het rationeeler zou zijn
ermee te beginnen in goede tijden, als de middelen ruim
vloeien. Dan is het niet bezwaarlijk, dan kan zoo'n fonds
dienen om een gelijkmatigen belastingdruk te verkrijgen.
Ik zie echter niet voorbij, dat er ook wel bezwaren aan
verbonden zijn; het is nu eenmaal zóó, er is ook voor ge
meentebesturen veel zelfbeheersching noodig om van zoo'n
reservefonds af te blijven. Ik zou zeggen: Vorm een reserve
fonds. maar kom er niet aan, tenzij in zeer onvermijdelijke
gevallen.
Mijnheer de Voorzitter. Ik meen te mogen resumeeren,
dat deze begrooting zoo goed is behoudens den wensch,
dien ik heb uitgedrukt als ze onder de tegenwoordige
omstandigheden zijn kan. Zij doet ons zien, dat wij den
komenden tijd niet met somberheid tegemoet behoeven te
gaan, al weten wij, dat het zaak zal zijn geen overmatige
verlangens te koesteren.
De VOORZITTER stelt voor, het voorstel van den heer
Van de Ven te behandelen bij de begrooting van het
Electriciteitsbedrijf.
Daartoe wordt besloten.
De heer MABELIS houdt de volgende rede:
Mijnheer de Voorzitter,
Ik zal mij niet begeven in uitgebreide algemeene beschou
wingen, zooals wij die van de leiders der beide grootste
raadsfracties hebben gehoord.
Wanneer ik dan hoor vergelijkingen tusschen de partijen,
wie van hen het meest voor de sociale nooden heeft gedaan,
dan zou ik daar ook tal van namen uit de Protestantsch-