16 DECEMBER 1931 1033 voor het maatschappelijk leven. En anderzijds volgt eruit, een beperking van de taak der overheid binnen de grenzen door de roeping der overheid bepaald. Deze grenzen zijn in abstracto niet aan te geven. Doch er is wel een leidend beginsel ter begrenzing van de overheidstaak. Erkent men, zooals wij dat doen, dat de overheid om der zonde wil is ingesteld, dan volgt hieruit, dat de overheidsbemoeiing zich niet heeft uit te strekken tot wat behoorlijk functioneert, dat de overheid niet het geheele maatschappelijk leven aan zich heeft te trekken of onder eigen invloed te brengen. Het leven iij Kerk en Maatschappij, in school en gezin, in wetenschap en kunst behoort zich zelfstandig, naar eigen levensvoorwaarden te ontwikkelen. Overheidsinmenging kan eerst toelaatbaar worden geacht, zoo gebrek aan eigen kracht of rechtsverkrachting dit maatschappelijk leven schaadt of in gevaar brengt. Mijnheer de Voorzitter. Ik meen in deze weinige woorden reeds in beginsel een leidraad, een program te hebben uitgestippeld of liever de houding te hebben aangegeven, die door mij tegenover de verschillende hier in den Raad aan de orde komende onderwerpen zal worden aangenomen. Handhaving en eerbiediging van het gezag; Bescherming der publieke eerbaarheid en terugdrin ging uit het publieke leven van alles wat die eerbaar heid schaden of in gevaar brengen kan; Doorvoering van sociale gerechtigheid, d.i. binnen het raam der gemeentelijke bemoeiingen ertoe medewerken, dat de verhoudingen tusschen de verschillende maat schappelijke standen zooveel mogelijk beantwoorden aan de eischen der christelijke moraal, opdat die standen niet verder uiteengedreven, doch tot elkander worden gebracht; bevordering van de volksgezondheid door verbetering van de volkshuisvesting en het opruimen van krotwonin gen, zoo noodig door de gemeente zelf, indien het particulier initiatief te kort schiet en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1033