1038
16 DECEMBER 1931
werkloos zijn, uitzondering, zoodat zij bij het intreden der
werkloosheid zich eenigen tijd met de uitkeering uit de
werkloozenkassen moeten kunnen redden. Hiervan de juist
heid niet geheel kunnende ontkennen, heb ik er van afgezien
al vroeger met een desbetreffend verzoek te komen.
Waar nu een langdurige werkloosheid heerscht en de
werklooze arbeider van het eene in het andere valt, ik bedoel
van het ontvangen van steun in het ontvangen van werk-
loozenuitkeering en omgekeerd, daar zal het voorkomen, dat
zoo iemand, omdat hij zich tegen werkloosheid verzekerd
heeft, minder ontvangt dan hij zou ontvangen, als hij dit
niet had gedaan. Dit kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn.
ook niet bij Uw College, waarom wij dan ook voorstellen
Uw College in overweging te geven om deze zaak te be
kijken en met een voorstel in dezen zin te komen.
Als voorbeeld willen we noemen een werkloozen bouw
vakarbeider, die 12.uitkeering uit zijn werkloozenkas
ontvangt, zonder meer.
Deze zelfde werklooze bouwvakarbeider, nemen we aan
dat deze drie kinderen heeft, ontvangt 12.plus 3.
15.als hij steun ontvangt.
Deze zelfde werklooze bouwvakarbeider ontvangt, als hij
zich niet tegen werkloosheid heeft verzekerd, 10.50 plus
ƒ3.is 13.50 of ƒ1.50 per week meer dan hij, die zich
zelf tegen werkloosheid heeft verzekerd.
Dit is volgens mij niet vol te houden, daar dit de Ge
meente op den duur veel meer geld zal gaan kosten dan
wanneer men op mijn denkbeeld ingaat. Het is immers niet
buitengesloten, dat er arbeiders zullen zijn die zeggen: ,,Ik
mag mijn gezin niet benadeelen; ik bedank daarom voor de
organisatie, dan krijg ik meer steun."
Het is dus om twee redenen, dat wij er sterk bij U op
aandringen bovenstaand denkbeeld in overweging te nemen,
ten eerste omdat wij er den nood eenigzins mede lenigen in
die gezinnen, die geruimen tijd werkloos zijn, terwijl er mede
door wordt voorkomen, dat, door uittreden uit de organi-