18 DECEMBER 1931 1041 de orde de hervatting van de algemeene beschouwingen over de begrooting voor 1932. Wethouder VAN MIERLO zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Gehoord de algemeene beschouwingen in eersten aanleg gehouden, is er voor mij betrekkelijk weinig aanleiding om momenteel een uitgebreide rede te houden. Bovendien houd ik mij overtuigd, dat er bij de behandeling der diverse onder werpen en wel speciaal die, welke raken de diensten en zaken met de behartiging waarvan ik meer speciaal belast ben, nog gelegenheid te over zal zijn, om, waar noodig, de tot heden gevolgden gang van zaken door het College van Burgemeester en Wethouders te verdedigen. Is er derhalve tot heden weinig reden om in mijn functie van Wethouder hier eenige woorden te spreken, dan wil ik zulks toch doen in mijn kwaliteit van lid van den Raad en wel naar aanleiding van enkele opmerkingen, ten beste ge geven door den heer Haaiman in zijn ,,begrootingsrede 1932", waarvan de duur, naar het mij voorkomt, niet in even redigheid was met de belangrijkheid van haar inhoud. Het spijt mij, Mijnheer de Voorzitter, voor den heer Haaiman te moeten zeggen, dat ik liever de algemeene beschouwingen hoor van den leider der S.D.A.P.-fractie, den heer G r u ij s, die gemeenlijk kort en zakelijk pleegt te zeggen, hetgeen hem op het hart ligt en daarbij geen Duitsch en Fransch en ellen lange courantenknipsels noodig heeft. Ik geloof, Mijnheer Haaiman, dat gij goed zult doen bij uw leider nog wat in de leer te gaan ten einde zelf in de toekomst als werkelijke leider ook leiding te geven aan belangrijke begrootings- debatten. Bij het bespreken van de verkiezingsaangelegen heden heeft de heer Haaiman gemeend eenige opmer kingen te moeten maken over de wijze, waarop van R. K, zijde de verkiezingsstrijd is gevoerd. De heer Van de Ven heeft op uitnemende wijze den spreker der S.D.A.P.- fractie van antwoord gediend en er zou geen reden voor mij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1041