1042
18 DECEMBER 1931
zijn daarover nog iets te zeggen, ware het niet, dat de heer
Haaiman gemeend heeft te moeten verklaren, dat hij in
mij den kampioen heeft gezien van een bestrijding tegen zijn
persoon in vergaderingen belegd door de R. K. Kiesvereeni-
ging. Ik gevoel mij allerminst verplicht om tegenover den
heer Haaiman en zeker niet op deze plaats verantwoor
ding af te leggen voor hetgeen in vergaderingen van een kies-
vereeniging is gesproken, doch nu dit onderwerp is aange
roerd, wil ik er iets van zeggen. Door anderen en mij is op
vergaderingen der kiesvereeniging tegenover de R. K. kiezers
gesproken over de kleine dissidente partijen, waaronder ook
de H a a 1 m a n-partij ressorteerde, en daarbij aan dezen voor
gehouden den geringen invloed, die zij in het stadsbestuur
kunnen doen gelden. Als nu de heer Haaiman zijn
persoon vereenzelvigt met de H a a 1 m a n-partij, dan is dit
een kwestie van bescheidenheid, waarin ik mij liever niet
meng. Maar ik meen, dat niemand het mij euvel kan
duiden, wanneer ik de Bredasche kiezers op een vergadering
voorhoud, dat zij zich wel driemaal mogen bedenken alvorens
hun stem uit te brengen op de socialistische lijst, waarop
iemand een verkiesbare plaats inneemt, die op 8 April 1924 in
den Bredaschen Raad heeft verklaard, dat hij zich om orga
nisatorische en daarnaast ook principieele redenen buiten de
S.D.A.P. heeft geplaatst, omdat hij niet altijd wenschte mede
te buitelen met de kromme sprongen, die de heer Cohen
(zijn tegenwoordige buurman) in den Bredaschen Raad doet,
en ik heb bij die gelegenheid de hoop uitgesproken, dat zij.
die in 1931 op de lijst der S.D.A.P. zouden gaan stemmen,
ten aanzien van den politicus Haaiman niet even bedrogen
zouden uitkomen als degenen, die in 1927 aan de H a a 1-
m a n-partij hun vertrouwen schonken.
Er is nog een punt, dat 'door den woordvoerder der
S.D.A.P. is aangeraakt en waarover ik een enkel woord wil
zeggen.
Op 4 Juli j.l. heeft zoo ongeveer de geheele burgerij van
Breda, bij gelegenheid van het koperen ambtsjubilé van den