18 DECEMBER 1931 1043 Burgemeester dezer stad, gemeend te moeten doen blijken van haar waardeering voor al hetgeen deze magistraat in dat tijdsbestek voor Breda heeft gedaan en voor de wijze, waarop hij in vreugde en zorg de belangen onzer stad heeft behartigd. Heel velen, onder wie ook meerdere socialisten, konden niet nalaten alstoen op eenigerlei wijze van hun be langstelling te doen blijken. De Raadsfractie der S.D.A.P. hield zich in alle opzichten afzijdig. Dat was haar recht. Of het getuigt van een breeden blijk, is een vraag, die ik hier niet zal beantwoorden. Ik vind het echter in hooge mate onkiesch, dat hier in den Bredaschen Raad bij een be- grootingsbehandeling, zonder dat iemand er aanleiding toe geeft, de woordvoerder der S.D.A.P.-fractie deze weinig ge lukkige wijze van optreden gaat oprakelen en als motiveering voor de houding der S.D.A.P. bij deze gelegenheid, in het publiek meent te mogen wijzen op de tekortkomingen, die zij in den betrokken functionaris meent te bespeuren; daarbij behoedzaam ieder woord van waardeering voor het goede, dat werd verricht, achterwege latende. Het komt te minder van pas, wanneer deze zaak op dusdanige wijze wordt naar voren gebracht door iemand, die met den zelfden Tijl Uilen spiegel, waarover hij eergisteren sprak, met een kleine variatie over zichzelf kan getuigen: „Alle politieke partijen, die de laatste tien jaren in den Bredaschen Raad waren vertegen woordigd, ieder op hun beurt, hebben mij gehekeld, maar ik heb het er naar gemaakt." Neen, heeren der S.D.A.P., leert U, ten aanzien van waardeering van anderen op een ruimer standpunt stellen en breeder inzicht krijgen; dat behoeft gij niet te leeren van Katholieken of Liberalen of Protestanten, dat kunt gij leeren van de eigen voormannen Uwer partij, die wèl anderen'weten te waardeeren, ofschoon de inzichten van die anderen lang niet de hunne zijn. Ik wijs slechts op den socialistischen Amsterdamschen Wethouder E. Polak, die deze week op een massavergadering der S.D.A.P. te Am sterdam letterlijk zeide, dat hij openlijk dank bracht aan Burgemeester de V 1 u g t, die al zijn zorgen trouw had ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1043