1046 18 DECEMBER 1931 deel ik die meening. In 1932 moeten kasgeldleeningen worden geconsolideerd; moet in dat jaar op deze geconsolideerde geldleeningen wor den afgelost, dan zal ook daarvoor een bedrag uit den ge wonen dienst gevonden moeten worden. Het is dus alleszins gemotiveerd wat Burgemeester en Wethouders in hunne financieele nota dienaangaande schreven, dat een beschou wing der uitgaven, moet leiden tot voorzichtigheid bij het doen van nieuwe. Te verwachten is ook, dat in 1932 uitgaven voor werk verschaffing en aan bijdragen der gemeente ten behoeve der verlenging van den uitkeeringsduur van werkloozenkassen. zullen moeten worden- gedaan. Daarvoor kan thans niet wor den geraamd. Deze kosten zullen uit den post „onvoorziene uitgaven" gevonden moeten worden. Het hangt geheel af van het verder verloop der econo mische crisis, of de bedragen, uitgetrokken voor steunver- leening en armenzorg, voldoende zullen blijken te zijn. Mocht dat niet het geval zijn, dan zullen de meerdere uitgaven even eens uit „onvoorzien" gevonden moeten worden. Alleszins gemotiveerd is de opmerking van Burgemeester en Wethouders, ook reeds het vorig jaar gemaakt, dat de toenemende schuldenlast tot voorzichtigheid maant, bij het voteeren van gelden voor niet-productieve werken. De uit voering daarvan zal moeten worden beperkt tot de nood zakelijke, terwijl vele wenschelijke wellicht tot een beteren tijd moeten worden verschoven. Het eenige middel om aan den rente- en aflossingsdruk paal en perk te stellen, zou gelegen zijn in een beperking der niet-productieve buitengewone werken tot een zoodanigen om vang, dat daarvoor jaarlijks niet meer wordt uitgegeven, dan door aflossing op de bestaande leeningen voor niet-produc tieve doeleinden vrijkomt. In hoeverre dit mogelijk is, zal kunnen worden overwogen. Jaarlijks moet pl.m. 123.000.worden afgelost op geld leeningen, aangegaan voor niet-productieve werken. De rente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1046