104
23 FEBRUARI 1931.
instellinghij heeft daaruit kunnen zien, dat zij keurig en
nuttig werk verricht.
Het vraagstuk van de rijpere jeugd is een zeer belangrijk
vraagstuk, hetgeen ook door de Regeering wordt erkend,
Spr. geeft dan ook in het belang van de zaak, waarom het
hier gaat, en in verband met hetgeen reeds in 1929 is
geschied, den Raad in overweging, de gevraagde subsidie
wèl te verleenen.
De heer BROOS zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter.
Het bestuur van de afdeeling Breda van de
Arbeiders-Jeugd-Centrale wenscht door leiding te geven
in de vrije jeugdvorming, volgens de aanwijzing van den
Centralen Jeugdraad, de rijpere jeugd, zoowel jongens als
meisjes, op te voeden tot gemeenschapsmenschen, die,
overeenkomstig de in elke richting heerschende levensidealen,
hun taak in de samenleving, zoowel in het gezin als daar
buiten, zullen volbrengen.
Zooals uit het bovenstaande blijkt, is dit jeugdwerk
verschillend van soort en richting, waardoor van te voren
vast staat, dat, als hierop gunstig zou worden beschikt, de
vele andere verzoeken een zelfde onthaal zullen moeten
vinden, terwijl dan zeker de vraag gesteld zal worden, welk
soort en richting daarbij de voorkeur verdient, in welken
vorm steun verleend zal worden en tevens welken omvang
een dergelijke steunverleening wel zal aannemen. Want, al
hebben tot nu toe de R.K. patronaten en vele andere jeugd
verenigingen, wier doel zeker niet minder noodig en nuttig is
als van de A.J.G., nog niet om een gemeentelijke subsidie
verzocht, zoodra zij echter weten, dat deze laatste subsidie
ontvangt, zullen hunnerzijds zeker die verzoeken daarvoor
niet achterwege blijven, terwijl tot nu toe dergelijke ver-
eenigingen zijn opgericht en in stand gehouden door eigen
middelen en door bijdragen van leden en begunstigers.
Het is m.i. beter, dat zij zulks blijven doen, omdat zij dan