1052 18 DECEMBER 1931 De verordening kent voorts de mogelijkheid om tusschen- tijds ontslag te nemen en de daardoor ontstane vacature ook tusschentijds aan te vullen. Dit duidt ook op een wettelijke vrijheid om het lidmaatschap al dan niet te aanvaarden. Het is wel jammer, dat men over zoo iets nog moet praten, omdat een aantal raadsleden, onder suggestie van den heer Haaiman, zich tot semi-raadsleden vernedert en niet be grijpt, dat er een plicht van medewerking is, welke niet op zij wordt gezet door eenige spijtigheid over andere feiten, waarvan ik de waarde overigens in het midden laat. Het College laat de beslissing over al- of niet-aanvulling der commissies aan den Raad over. Misschien wil de heer M a b e 1 i s een voorstel ter zake doen, hetwelk wij afwachten. Zooeven zeide ik, dat de lange rede van den heer Haai man niet weerhoudt ook van die zijde medewerking te ver wachten. Immers er werd geen critiek vernomen, wèl wat politiek: de rede werd gevormd door lange citaten en oude koeien, die hij tevergeefs de dartelheid van kalveren trachtte te geven. Moest nu, bij gebrek aan critiek een buitenstaander belee- digd worden en zelfs van Godslastering worden gesproken Ik had gaarne de speech van den heer Haaiman vóór deze Raadsvergadering, waarin er op kon worden gereageerd, ge lezen, doch aan de notulisten was medegedeeld, dat deze niet vóór de volgende week ter beschikking zou zijn, zoodat ik daartoe de gelegenheid niet heb gehad. Ik betreur, dat de heer Haaiman ons die gelegenheid wilde onthouden. Moest voorts den heeren ter linkerzijde een expresselijke waarschuwing tegen medeleden worden toegestuurd? De heer Haaiman hield een lang betoog over de stel ling, dat de raad het hoofd der gemeente is; dat wordt door Burgemeester en Wethouders niet ontkend en dat begrijpen wij, zoodat een lange redevoering daarover niet noodig was. Of moest dit lange betoog een volkomen gemis aan serieuze opmerkingen bedekken?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1052