18 DECEMBER 1931
1055
eens is met de beginselen der partij en de partij aanvaardt
dit lidmaatschap, omdat zij meent daardoor sterker en krach
tiger te worden; uitgaande van de veronderstelling, dat ieder
nieuw lid ook een nieuw hartstochtelijk toegewijd strijder
voor haar beginselen zal zijn, welke hij uit eigen aandrift en
zonder eenig vooruitzicht op hooger loon meent te moeten
aanhangen en belijden. Van iedereen, die tot ons komt, wordt
daarom verondersteld en gehoopt, dat hij een aanwinst voor
onze gelederen zal zijn. Onze partijgenoot Haaiman is na
rijp overleg, na eenige jaren buiten de partij gestaan te heb
ben, doch in die jaren de partij-beginselen niet afvallig te
zijn geworden, weer uit eigen beweging tot ons gekomen en
op de bij ons gebruikelijke wijze, na bespreking en ballotage,
weder als lid aangenomen. Ik kan den heer Van de Ven
de verzekering geven, in aansluiting aan hetgeen ik hiervóór
opmerkte, dat iedereen, die het goed met ons meent en dus
voor onze beginselen wenscht te strijden en die te belijden,
welkom is, dat wij den heer Van de Ven zelf, wanneer
hij vroeg of laat meent, dat hij bij ons behoort, ook gaarne
als partijgenoot zullen begroeten, in de hoop ook aan hem een
goede aanwinst te hebben.
De heer HAALMAN zegt het navolgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Gaarne zal ik gebruik maken van de gelegenheid, die U
thans geeft, om te repliceeren.
Allereerst zij opgemerkt, dat ik Woensdag mij veroorloofd
heb in mijn betoog gebruik te maken van eenige bekende
Fransche spreekwoorden en gezegden, waarvan aangenomen
mag worden, dat zij door elk geciviliseerd mensch worden
verstaan en begrepen. -Dit nu heeft tot een nog al wat luid
ruchtige ontstemming aan de overzijde aanleiding gegeven.
Ik vraag mij af, waarom nu zoo'n kabaal werd gemaakt en
niet wanneer U en dit zelfs nog hedenmiddag zich van
het een of ander Fransch citaat bedient.
Eenige jaren geleden werd door den toenmaligen Wet-