1062
18 DECEMBER 1931
er iets over te zeggen. Alleen zou ik een opmerking willen
maken in zake de verwijzing naar Van Loenen in de
kwestie der raadscommissies. Inderdaad, wat de heer M a-
b e 1 i s heeft geciteerd is bij V a n Lo e n e n te vinden, maar
ik had den heer M a b e 1 i s nog sterker bewoordingen kunnen
aan de hand doen. Wanneer hij Elenbaas opslaat, dan
had hij gevonden, dat deze zich op het standpunt stelt, dat
raadsleden, die geen commissiezetel willen bezetten, maar
als raadsleden moeten bedanken, maar de heer M a b e 1 i s
zal willen erkennen, dat tegen een dergelijk formalistisch
standpunt zoowel theoretische als practische bezwaren zijn
in te brengen.
In de eerste plaats zou men dan volgens Elenbaas
iemand kunnen dwingen als raadslid te bedanken; ook spreekt
de wet van opdracht aan een commissie en deze opdracht
kan dus pas beginnen, wanneer de commissie is samengesteld.
Een eenvoudig practisch bezwaar is, dat de commissie totaal
werkloos zou kunnen blijven.
De heer P 1 e ij t e heeft hulde gebracht aan het College
van Burgemeester en Wethouders voor zijn beleid. Dit wil
wat zeggen. Sinds September pas in den Raad en nu al zoo
volledig op de hoogte! Of zou het de democraten aan de over
zijde niet tot nadenken moeten stemmen, als van den kant
van den Vrijheidsbond Burgemeester en Wethouders zooveel
lof wordt toegezwaaid?
'Thans kom ik tot hetgeen hedenmiddag is gezegd. De heer
V a n M i e r 1 o heeft mij nu precies niet met fluweelen hand
schoenen aangepakt en ik ben, zooals altijd, niet het „béte
noir maar het ,,bête rouge". Ik zal mij gewillig in deze rol
schikken. En, zeide hij, hij hoorde liever den heer G r u ij s
dan mij. Dat is natuurlijk mogelijk, maar de fractie had het
nu eenmaal aan mij opgedragen en dan heb ik dat te doen,
doch wanneer de heer Van M i e r 1 o liever den heer
G r u ij s hoort, zou ik tot hem willen zeggen: ,,Dien tegen
,,een volgend maal bij onze fractie een schriftelijk verzoek
daartoe in en dan zal het zeer zeker in welwillende over-