18 DECEMBER 1931
1067
ting over het wezen van de vrijzinnigheid, zooals wij die in
onze omgeving kennen. Naar mijn oordeel en ervaring zijn
er ontegenzeglijk vrijzinnigen, die ook in politieke zaken
anti-christelijk zijn. Maar er zijn ook vrijzinnigen, die in poli
tieke zaken niet anti-christelijk zijn, maar zij zijn in die zaken
ook niet christelijk, in zooverre, dat zij niet de christelijke
beginselen als uitgangspunt nemen; zij trekken zich daarvan
niets aan.
De christelijke staatkundigen gaan ook in politieke zaken
te rade met de christelijke beginselen en met het verstand;
de vrijzinnigen alleen met het verstand. Deze zijn dus in
wezen niet anti-christelijk, doch a-christelijk.
Met onverdeeld genoegen heb ik van den heer P 1 e ij t e
gehoord, dat noch hij, noch de Jheer V e n k e r, anti-chris
telijk zijn; ik wil wel zeggen, dat bij mijn weten ook hun voor
gangers zich hier niet anti-christelijk hebben gedragen.
Voor het afleggen van een verklaring bestond voor den
heer P 1 e ij t e bij den aanvang dezer 4-jarige periode zeker
reden; wij weten dan wat wij aan elkander hebben. Maar
voor een protest geloof ik dat geen aanleiding bestond.
Wat het filmvraagstuk betreft, Mijnheer de Voorzitter,
wil ik vragen, dat met mijn opmerkingen zal worden rekening
gehouden. Als ik het goed zie, heeft de Vrijheidsbond zich
niet hiertegen verklaard. Ook de S.D.A.P. heeft er zich niet
tegen verklaard, doch bepleit uitstel der behandeling. Gaarne
neem ik nota van de verklaring harerzijds afgelegd, dat zij,
wanneer het betreft het bewaren der goede zeden, aan de
zijde der R. K.-fractie zal staan. Ik was daarop niet zoo
gerust, omdat bij de verkiezingsactie de S.D.A.P. er op wees,
dat Breda een dooie negorij" zou worden en men de inwo
ners zou nopen naar Antwerpen te gaan. Thans hebben we
uit de debatten vernomen, dat, wanneer het gaat om be
scherming van de goede zeden, de S.D.A.P. aan onzen kant
zal staan.
De heer G r u ij s heeft doen uitkomen, dat ik zou gezegd
hebben, dat de S.D.A.P., tengevolge van den grooten vooruit-