1070
18 DECEMBER 1931
elkaar komen, waar dat eenigszins mogelijk is. Spr. heeft het
eenigszins pijn gedaan, dat de heer Haaiman uitlatingen
heeft gedaan, welke hij misschien achterwege zou hebben
gelaten, indien hij gevoelde, dat anderen daardoor in hun
godsdienstige begrippen worden getroffen. Spr. wijst er dan
op, dat de heer Haaiman deze week al gebruik heeft
gemaakt van een bijbeltekst en in deze vergadering wederom
een aanhaling daaruit heeft voorgelezen.
Nu is het niet noodig in den Raad theologische debatten
te gaan houden. Met den hedenmiddag gebezigden bijbel
tekst gaat de S.D.A.P. zich vergelijken met Iemand, die on
eindig veel hooger staat, dan wij. Spr. verzoekt daarom den
heer Haaiman in den vervolge die teksten niet meer te
gebruiken.
Voorts heeft de heer Haaiman Spr. van formalisme be
ticht, in de kwestie omtrent het bezetten der raadscommissies.
Spr. meent, dat hij in zijn formalisme niet verder is gegaan
dan Van Loenen, die toch ook wel rechtskennis heeft.
De commissies worden ingesteld met een vooropgesteld
doel. De leden moeten, naar den geest der wet, de benoeming
aanvaarden en de werkzaamheden verrichten; de gemeente
heeft de raadscommissies noodig. Stemt de verordening niet
met de wet overeen, dan ligt het op den weg, bedoelde ver
ordening aan te vullen. Spr. acht het niet in het belang der
gemeente als een aantal plaatsen in de raadscommissies onbe
zet blijft. Ook ligt het naar zijn meening niet op zijn weg,
doch op dien van het College, om daarvoor te doen zorgen,
De toestand zooals deze thans bestaat, bevredigt niet.
De heer Van Buitenen heeft gezegd, dat de belas
tingen op vermogens, inkomsten en dividenden en tantièmes
zich door hun aard, vanzelf aanpassen aan de verlaagde ver
mogens, inkomsten, dividenden en tantièmes. Spr. geeft toe,
dat dit betrekkelijk juist is, doch zulks door hem niet is
betoogd. Hij heeft in zijn algemeene beschouwingen aange
toond, dat bij verlaging van het algemeen levenspeil, de in
komsten uitgedrukt in aantallen guldens evenredig zullen zijn