1 23 FEBRUARI 1931. 107 De heer HAALMAN zegt, dat het geluid, hetwelk de heeren Van Buitenen en Kroone hebben doen hooren, hem heel wat aangenamer in de ooren heeft geklonken dan dat van den heer Broos. Terwijl eerstgenoemden hun waardeering voor het werk der A. J. G. uitgesproken hebben, komt het betoog van den heer Broos hierop neer: „Jelui S. D. A. P.'ers hebben tegen subsidieering van het E. K. Werk gestemd, daarom voelen vele leden van de R. K. fractie zich geroepen tegen het toekennen van een subsidie aan de A.J.C. te stemmen." Naar aanleiding hiervan voegt Spr. den heer Broos toe, dat hij geen kwaad met kwaad mag vergelden, aangezien dat niet Christelijk is. Men vreest de consequenties aan subsidieering van de A.J.C. verbonden, doch wij zijn bereid die te aanvaarden, zegt Spr. Er is voorts gezegd, dat het E.K. Werk geheel verschilt van dat van de A.J.C. Spr. geeft toe, dat er eenig verschil tusschen bestaat, maar beide organisaties zijn toch werkzaam in het belang van de rijpere jeugddaarin stem men zij overeen. De heer Van Buitenen acht het niet het juiste tijdstip om tot subsidieering van dergelijke jeugdorganisaties over te gaanhij neemt dus aan, dat de zaak in het algemeen wel rijp is voor het toekennen van subsidiede kwestie is dus maar nu of later. Spr. is evenwel van meening, dat ten opzichte van dergelijke sociale werken financieele bezwaren niet te zeer mogen gelden. Hij geeft den Raad derhalve in overweging thans tot subsidieering over te gaan. De heer BROOS zegt, naar aanleiding van de opmerking van den heer Van Veen, dat hij bij de behandeling van de subsidie-aanvraag van den Directeur van het E.K. Werk geen mond heeft open gedaan, dat hij zulks toen niet noodig oordeelde, omdat al vele leden van zijn fractie het woord over dat onderwerp hadden gevoerd. Tegenover het gezegde van den heer Haaiman, dat het geluid, hetwelk de heeren Van Buitenen en Kroone hadden doen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 107