1084
18 DECEMBER 1931
maar door verschillende personen klachten zijn ingediend,
welke hij niet wil noemen, omdat die personen niet in de raad
zaal aanwezig zijn.
De heer Van M e r 1 o heeft met groot gebaar gezegd,
dat een nieuw ziekenhuis eenige millioenen guldens zou
kosten; daar gaat het bij Spr. niet om; het voornaamste is.
dat de patiënten, zonder in hun geestelijke vrijheid gestoord
te worden, van een dergelijke inrichting gebruik kunnen
maken.
Ook heeft de heer Van M i e r 1 o den raad gegeven, het
bestuur en het bedienend personeel van het St. Ignatius-
ziekenhuis te verdrijven. Spr. noemt een dergelijken raad on
zinnig.
Wat de verzorging der armenpraktijk betreft, merkt Spr.
op, dat het een groot verschil maakt, of er klachten ter zake-
zijn, dan wel, of deze verzorging kan worden verbeterd. Dit
laatste is mogelijk. Door de crisis wordt meer dan voorheen
gebruik gemaakt van deze verzorging en daarom is het ge-
wenscht, dat één arts daarmede uitsluitend wordt belast.
Wat het door Spr. vermelde geval van uitzetting betreft,
merkt hij op, dat hij over dit geval bij den Voorzitter van
dit College is geweest en dat hij den heer Van M i e r 1 o
heeft opgebeld. De heer Van Mierlo is wethouder van
Publieke Werken, maar ook van den Gemeentelijken Genees
kundigen- en Gezondheidsdienst; de door Spr. bedoelde zaak
heeft de Wethouder verward; niet vanwege huurschuld,
doch om andere redenen moest het gezin de woning ont
ruimen. Het indertijd beteekend exploit werd vernietigd; daar
over was de heer Van Mierlo kwaad; een nieuw exploit
volgde, dat het gewenschte resultaat had. Hangende dit
geding mocht de man niet naar een sanatorium en daardoor
verergerde de ziekte.
De heer VAN HOUTEN deelt het navolgende mede:
Mijn echtgenoote werd drie jaar geleden op haar verzoek
in het St. Ignatius-ziekenhuis opgenomen en aldaar gedurende