18 DECEMBER 1931. 1087 hoe een katholiek er over zou denken, als hem in een ander ziekenhuis geweigerd werd ,,De Maasbode te lezen. Het is mij pijnlijk gevallen deze zaak hier ter sprake te brengen, doch ik meen zulks uitvoerig te hebben moeten doen, in het belang van diegenen, die daar verpleegd moeten worden en een andere denkrichting hebben. Men moet hun gewetensvrijheid dan niet aantasten. De heer VAN BEDAF bespreekt een geval, waarbij zijn echtgenoote betrokken was. Spr. neemt aan, dat het de plicht van een parochie-pastoor is om zielszorg uit te oefenen. Spr. betwijfelt niettemin, of het de roeping van Pastoor Dam en is, zijn vrouw zedeloosheid te verwijten, als zij op kinder beperking aanstuurt, omdat de medische wetenschap zulks wenschelijk acht. Hier wijdde de Pastoor zielszorg aan een persoon, die er geen behoefte aan had. De heer VAN DE VEN wil dit geval niet zonder meer doen passeeren. De zaak, waarover het gaat, is te pijnlijk om hier te behandelen; daarover kan ook niet in het publiek wor den gesproken. Spr. vraagt zich af, hoe het te rijmen is, dat men een persoon opnieuw in hetzelfde ziekenhuis doet op nemen, waar zij een vorigen keer zooveel geweld was aan gedaan. Spr. merkt voorts op, dat Mevrouw Van Houten slechts met haar uitdrukkelijke toestemming de laatste Sacra menten heeft ontvangen, omdat dit tegen haar wil onmogelijk is. Er moet derhalve bij Mevrouw Van Houten een neiging zijn geweest om terug te keeren tot de R. K. kerk. Mogelijk is zij onder den indruk gekomen van de liefderijke verpleging, de stichtelijke omgeving e.d. Wethouder VAN MIERLO vindt de zaak te subtiel om haar van de zijde vanwaar ze is gekomen publiek aan te brengen. Het spijt Spr., dat, als alles gebeurd is zooals gezegd, men zich niet terstond heeft gewend tot diegenen, die daarop invloed kunnen uitoefenen. Tot den heer Van Bedaf wil Spr. hetzelfde zeggen. Als inderdaad de zaken zich hebben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1087