1094
18 DECEMBER 1931
De begrooting van den Armenraad wordt
daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Electriciteitsbedrijf
De heer HAALMAN wenscht hierbij in algemeenen zin
ov er de bedrijven te spreken. Ieder jaar moeten de rekeningen
van de bedrijven over het voorafgaand dienstjaar worden
vastgesteld. Nu is het herhaaldelijk gebeurd ook dit jaar
weer dat die rekeningen aan den Raad ter goedkeuring
worden aangeboden, wanneer de begrooting voor het komen
de jaar al is opgemaakt. Het gevolg daarvan is, dat de Raad
niet meer vrij is om over de bestemming van de winst te
oordeelen, omdat door Burgemeester en Wethouders daaraan
reeds een bestemming is gegeven op die begrooting. Spr. acht
een dergelijke politiek onjuist; de bedrijfspohtiek moet op
zichzelf worden bekeken, niet in het kader van de financieele
politiek der gemeente in haar vollen omvang. Doet men dit,
dan komt men tot de conclusie, dat de electriciteitsprijs twee
cents lager kan worden gesteld. Men heeft dien prijs ge
leidelijk verlaagd van 50 cents per K.W.U. tot het tegen
woordig niveau en het gevolg daarvan is geweest, dat niet
alleen de verkoop is toegenomen, maar ook de winst. Spr. is
er van overtuigd, dat het ook ditmaal zoo zal gaan en dat
niet zooals Burgemeester en Wethouders veronderstellen
de winst minder zal bedragen dan zij geraamd is. En al
zou dit nu eens geschieden, welnu, dan put men uit de
reserves. Spr. heeft er geen bezwaar tegen, dat die reserves
gebruikt worden, maar niet om ze a fonds perdu in de ge
meentekas te storten; dit mag slechts in het uiterste geval
gebeuren.
Resumeercnde, zegt Spr., dat men, gezien den normalen
groei van het Electriciteitsbedrijf en gezien het feit, dat men
de bedrijfspolitiek niet moet vastkoppelen aan den algemeenen
financieelen toestand der gemeente, gerust voort kan gaan
met dén electriciteitsprijs te verlagen. Spr. weet wel, dat dit