1098 18 DECEMBER 1931 Waarschijnlijk stelt de Raad er ook belang in, te weten hoe het met de winsten op het Electriciteitsbedrijf gesteld is in andere steden. Spr. heeft een statistiek vóór zich van het Departement van Waterstaat, waarin de cijfers der ge meenterekeningen van 1928 zijn verwerkt. Dit is de laatste statistiek, welke op dit gebied is verschenen. Men vindt daarin de winsten uitgedrukt als percentage van de totale stroomopbrengst. Van de 25 grootste steden, waaronder Breda, zijn er 15 die een grooter percentage maken dan Breda, terwijl 9 daarbeneden gaan. Van grooter belang acht Spr. de tarieven. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Loonen zegt Spr., dat de tarieven niet zoo gemakkelijk te verge lijken zijn met die in andere gemeenten. Burgemeester en Wet houders hebben er steeds naar gestreefd de tarieven te ver lagen en wel zoodanig, dat ze de vergelijking met andere steden zouden kunnen doorstaan. Zij hebben daarbij bijzon dere aandacht gewijd aan die tarieven, waarvan de toepas sing stimu'leerend werkt op het gebruik; Spr. bedoelt de vast rechttarieven. Maar nu zijn deze tarieven juist zeer moeilijk te vergelijken met die van andere steden en het is alleen daardoor, dat nog veel de meening heerscht, dat de electri- citeitstarieven in Breda zoo hoog zijn. Opheldering in deze materie kan geven de statistiek slechts enkele weken oud opgemaakt vanwege de Kamer van Koophandel en Fa brieken te Delft. Een commissie uit die Kamer heeft de electriciteitstarieven vergeleken van 33 steden, waaronder Breda. Zij heeft daarbij vijf verschillende woningtypen aan genomen en heeft de bedragen, welke per jaar moeten wor den betaald, nauwgezet berekend. Een belangrijke factor was in sommige steden de meterhuur. Zij heeft deze er ook bij geteld, zoodat men op deze wijze de totaal-prijzen verkreeg, die in de 33 steden voor het stroomverbruik der woningtypen worden betaald. Spr. nu heeft precies uitgerekend het ge middelde van deze 33 steden. De uitkomst is wel eenigszins verrassend; men ziet daaruit, dat Breda met zijn vastrecht-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1098