18 DECEMBER 1931
1121
iets lager gesteld kunnen worden. Hetgeen men nu wil,
namelijk het met terugwerkende kracht terugbetalen van een
maal terecht geheven rechten, is onjuist.
Op de begrooting staat nu ƒ21.000.voor winst uitge
trokken. Er is alle reden om dit bedrag daarop te handhaven.
Immers, men weet niet, hoe het bedrijf het volgend jaar loopt.
Er kan tengevolge van de malaise minder vleeschverbruik
zijn; er kunnen zich ook tegenvallers voordoen men denke
hierbij aan de rioleeringskwestie het is daarom beter het
bedrag van ƒ21.000.op de begrooting te laten staan. Om
de winst over de beide eerste maanden van 1931, ad 6000.
als maatstaf te nemen voor het winstcijfer van het geheele
jaar, lijkt Spr. niet juist. Evenmin, om daaraan reeds nu een
andere bestemming te geven; dat kan later nog altijd geschie
den. De heer Haaiman wil die 21.000.nu alvast maar
aan de slagers terugbetalen. Dezen zullen echter heüsch wel
zorgen, dat hun uitgaven voldoende door den consument
gedekt worden. En dit spreekt ook vanzelf; in den handel is
dat nu eenmaal zoo de gewoonte. Ook de splitsing, zooals de
heer E 1 i c h voorstelt, namelijk 11.000.als winstuitkeering
aan de gemeente en 10.000.als reserve voor verlaging
der tarieven, acht Spr. niet aanvaardbaar. Als er eenigszins
regelmatig bijzondere winsten worden gemaakt, kan het
oogenblik gekomen zijn om de slachtrechten, maar dan ook
ten behoeve van de consumenten, te verlagen, doch men moet
zeker niet de huid verkoopen, vóórdat de beer geschoten is.
Wethouder VAN BUITENEN verklaart de portee niet te
begrijpen van het denkbeeld om te reserveeren voor verlaging
der tarieven. Indien men daarvoor reserves noodig heeft, kan
men de tarieven niet verlagen, want dan blijkt daaruit, dat
bij verlaagde tarieven geen sluitende exploitatie kan worden
verkregen. Spr. acht de beteekenis van die verlaging voor
den consument niet groot. Thans betaalt men 4 cents slacht-
recht per kilo; gaat daar nu 1 cent van af, dan is dat een
halve cent per pond minder.