18 DECEMBER 1931 1131 doch tevens aan den opbloei van de Veemarkt. De VOORZITTER zegt kort te kunnen zijn. Op het moment giet Spr. geen reden om tot opheffing van de Vee markt over te gaan. Burgemeester en Wethouders scharen zich aan de zijde van den heer K u ij 1 a a r s, die volkomen terecht heeft opgemerkt, dat, wanneer men tot opheffing overgaat, de kosten van rente en aflossing toch blijven be staan, zoodat men, zeer zeker zoolang men geen bijzondere bestemming voor het terrein heeft, de Veemarkt beter kan handhaven. Men zie de zaak bovendien niet te donker in. Men kan in deze ook redeneeren: De cost gaet voor de baet uit. Men dient eenigszins optimistisch te zijn. De Veemarkt- commissie, de Boerenbond en andere deskundigen op dit gebied waren steeds van oordeel: De Veemarkt is er en blijft er. Voor al te groot pessimisme moet men zich in dezen tijd wachten. Wat betreft het houden van een Paaschveetentoonstelling, zegt Spr., dat het 't College beter lijkt, dit jaar eens over te slaan. Een volgend jaar kan men dan weer verder zien. Dit jaar zou men dan kunnen probeeren om de 1500.'welke anders aan de tentoonstelling ten koste worden gelegd, voor een zoo doeltreffend mogelijke reclame aan te wenden. De begrooting van het Veemarktbedrijf wordt daarop zonder hoofdelijke stemming onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. De VOORZITTER merkt op, dat hiermede dan tegelijker tijd afwijzend is beschikt op het adres van de Bredasche Slagersvereeniging, waarbij wordt verzocht ook in 1932 weder een Paaschveetentoonstelling te houden. Het bestuur van voornoemde Vereeniging kan worden gemeld, dat de Raad het in deze tijdsomstandigheden niet voldoende gemotiveerd achtte, daarvoor kosten te maken, maar dat deze aangelegen heid voor 1933 opnieuw onder oogen zal worden gezien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1131