1152 21 DECEMBER 1931 Stadhuize, doch Spr. acht dezen toestand op zich onjuist. In deze leemten zou kunnen worden voorzien door het uitgeven van een stenografisch raadsverslag, vergezeld van een ge meenteblad, dat als bijlage van de notulen kan worden be schouwd. Voorts acht Spr. het onjuist en zeer bezwaarlijk, dat de raadsleden naar het Stadhuis moeten komen om de stukken voor een zitting te kunnen bestudeeren. Dit bezwaar wordt nog vergroot doordat zelden of nooit alle stukken op tijd ter inzage worden neergelegd. Het komt herhaaldelijk voor, dat 24 uur vóór de vergadering de stukken, waaronder soms zeer belangrijke, nog niet alle aanwezig zijn. Dit noodzaakt de raadsleden, niet ééns maar meerdere malen naar het Stad huis te komen. Dit kan men van de raadsleden niet vergen, zoolang het honorarium van dien aard is, dat men er niet van kan bestaan en men er dus voor het dagelijksch brood nog iets bij moet doen. Vervolgens heeft Spr. gezien, dat het in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders ligt, een ontwerp voor een nieuw reglement van orde voor de raadsvergaderingen gereed te maken. Spr. acht dit hoog noodig. Het bestaande reglement uit het jaar 1888 is op meerdere punten verouderd; zoo staat daar b.v. in, dat de Secretaris verplicht is de notulen van de vorige vergadering „voor te lezen", indien dat door één der raadsleden wordt verlangd. Den laatsten tijd is dit ge lukkig niet voorgekomen en men zal ook weinig lust gevoelen, dit artikel toe te passen, maar Spr. acht het toch beter, de bepaling uit het R. v. O. te schrappen. In 1920 heeft Spr. reeds een herziening bepleit en Burgemeester en Wethouders hebben toen overweging toegezegd. Hij hoopt, dat men nu na elf jaar de zaak voldoende overwogen zal hebben en men eindelijk eens tot de daad zal komen. Ten slotte wil Spr. nog een ander punt naar voren brengen. De vraagstukken, welke de raadsleden te beoordeelen krij gen, worden steeds ingewikkelder en daarom zou het van zeer groot belang zijn, als op de Leeskamer een bibliotheek

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1152