1164 21 DECEMBER 1931 gegronde redenen om het te betwijfelen. De Voorzitter weet trouwens zelf wel beter, maar Spr. begrijpt, dat het moeilijk is, dat te erkennen. In het antwoord van den Voorzitter op Spr.'s opmerking over het aantasten van het recht van organisatie is uitge komen, dat noch de Burgemeester, noch de Commissaris eenigen aandrang hebben uitgeoefend op het personeel. Dat neemt Spr. gaarne aanhet is dan ook niet beweerd. Het zit hem juist bij andere personen. Gaarne wil Spr. den Burge meester over deze kwestie binnenskamers nader inlichten. Wethouder VAN MIERLO: Zegt U nü maar wie het zijn. De heer COHEN, voortgaande, acht het antwoord van den Burgemeester aangaande de overuren ook niet juist. ,,Er worden geen overuren gemaakt," zegt de Burgemeester. Het is Spr. bekend, dat er gemiddeld een 20 overuren per jaar per man worden gemaakt. Dat klopt dus niet. Hoewel Spr. toegeeft, dat het over een geheel jaar niet veel is, meent hij toch, dat het kan worden voorkomen. De VOORZITTER: Twintig overuren boven de 50 uren per week? De heer COHEN: Neen, boven de 48 uren per week. De agenten hebben toch een 48-urige werkweek? Spr. verzoekt nogmaals, de overuren geheel te vermijden. Voorts zegt Spr. wederom een onvoldoend antwoord te hebben gekregen op zijn vraag naar de verdeeling van cursus gelden. De Voorzitter doet alsof hij de vraag niet begrijpt. Hadde hij echter de moeite genomen, nog eens na te gaan, wat daarover reeds eerder is gevraagd, (zie b.v. gedrukte notulen van 27 Februari 1931, blz. 305) dan zou hem alles duidelijk zijn geweest. Spr. herhaalt nogmaals zijn vraag en voegt erbij, dat het hem niet te doen is om te weten, of de heeren voor het lesgeven zijn betaald, maar wel, of ze voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1164