1174
21 DECEMBER 1931
meester en Wethouders in hun antwoord op het Centraal
Rapport de verbetering van de straatverlichting aan den
Terheijdenscheweg reeds hebben toegezegd, doch dat het
gunstige moment voor uitvoering, namelijk het leggen van
rioleering, nog even moet worden afgewacht.
De heer HAALMAN is van meening, dat de verlichting
van de binnenstad nog veel te wenschen overlaat. Vooral
voor de stillere straten, waar weinig winkels zijn, vraagt Spr.
de aandacht. Verdere electrificatie van de verlichting is ook
zeer gewenscht.
De VOORZITTER is het hiermede volstrekt niet eens.
Integendeel heeft Spr. den indruk, dat de verlichting van de
binnenstad zeer goed is. Zelfs de Wilhelminasingel, die men
toch niet meer tot de binnenstad kan rekenen, is zeer vol
doende verlicht.
Wethouder ESBACH zal met cijfers aantoonen, dat de
straatverlichting steeds wordt uitgebreid. In 1928 bedroeg
het aantal straatlantaarns 1284, in '29 1371 en in '30 1509.
In deze uitbreiding zit weliswaar een aantal lantaarns, dat
benoodigd is geweest voor stadsuitleg, maar toch ook een
deel voor de binnenstad. Over de vraag, of electriciteit voor
straatverlichting de voorkeur verdient boven gasverlichting,
wordt tegenwoordig niet meer gestreden. Algemeen wordt
aangenomen, dat gas veel goedkooper is en zeker niet slechter
dan electriciteit. Nieuwe lampconstructies geven gaslicht een
even groote sterkte als electrisch licht. Wie daarvan in de
de practijk een voorbeeld wenscht, moet eens bij avond gaan
staan aan den Bredascheweg, juist op de grens tusschen
Breda en Princenhage; hij zal dan zien, dat het gaslicht zeker
zoo goed is als het electrisch.
De heer ELICH zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Ik zou nog gaarne iets onder de aandacht van Burge-