21 DECEMBER 1931
1185
De bestrijding van den heer Van Mierloin zake het
aanleggen van sportterreinen acht Spr. niet logisch. Eener-
zijds zegt de Wethouder, dat sportterreinen weinig geschikt
zijn voor werkverschaffing, omdat er niet genoeg werk aan te
doen is en anderzijds zegt hij, dat de kosten van aanleg zoo
hoog zijn. Dat klopt niet. Spr. gelooft, dat de kosten niet
zoo hoog zullen zijn als de Wethouder doet voorkomen. Wat
de rentabiliteit van sportterreinen betreft, is Spr. het er wel
mede eens, dat een sluitende exploitatie moeilijk te verkrij
gen zal zijn. Als men echter daarop gaat wachten, zal Breda
waarschijnlijk nooit een sportveld krijgen. De volkssportver-
eenigingen zijn nu eenmaal niet kapitaalkrachtig en kunnen
dus weinig huur betalen. De vereeniging, die het wel kan
betalen, is naar elders getrokken; maar dit alles is nog geen
reden om de volkssportvereenigingen nu niet te helpen. Spr.
ziet er integendeel een groot volksbelang in, ook de kleine
sportvereenigingen zooveel mogelijk in hun streven te
steunen.
Wethouder VAN BUITENEN wil nog even duidelijker
laten uitkomen, waarom Burgemeester en Wethouders het
aanleggen van sportvelden niet als goed object voor werk
verschaffing erkennen. Om voor werkverschaffing geschikt
te zijn, heeft men een werk noodig, dat percentsgewijze uit
zooveel mogelijk loonkosten bestaat en zoo weinig mogelijk
andere kosten. Aan deze voorwaarde voldoet een werk als
het aanleggen van een sportterrein niet, omdat de verhouding
daarbij juist omgekeerd is, vooral als men daarbij denkt aan
de groote kosten van grondaankoop.
De heer VAN DER VEN zegt ook van meening te zijn,
dat de gemeente moet doorgaan met het bouwen van goed-
koope woningen.
Wethouder VAN MIERLO merkt op, dat, hoewel op het
oogenblik geen definitief plan bestaat, Burgemeester en Wet-