1206 23 DECEMBER 1931 dier vrouwen op een zekerder basis komen te rusten, b.v. door haar onder te brengen in het Werkliedenreglement. De VOORZITTER antwoordt, dat men niet iedereen, die in zekeren zin gemeenschapsarbeid verricht, onder het ge- meentepersoneel kan rangschikken. Spr. acht geen reden aan wezig om aan dit ambacht een ambtelijke kleur te geven. De heer COHEN merkt op, dat de vischvrouwen toch in een zelfde verhouding tot de gemeente staan als de werk vrouwen van het Gemeentehuis. De VOORZITTER ontkent dit en zegt, dat zij tevreden kunnen zijn met de unieke positie, welke zij innemen. De post wordt daarop onveranderd goedge keurd en vastgesteld. Volgnummer 462. Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen. De heer MEIJVIS hoopt, dat Burgemeester en Wet houders spoedig gevolg zullen geven aan hun in de Memorie van Antwoord gedane toezegging betreffende het bijplaatsen van banken langs de singels en op het Dr. Jan IngenHousz- plein. Spr. acht zulks een groot gerief voor het publiek, zonder dat daarmede groote kosten gemoeid zijn. De VOORZITTER wijst er den heer M e ij v i s op, dat Burgemeester en Wethouders in hun Memorie van Ant woord zeggen: „Bijplaatsing van banken langs de singels enz. zal worden overwogen"Spr. acht dit een netelige kwestie. Van den eenen kant bereiken Burgemeester en Wethouders verzoeken om meer banken, terwijl er van den anderen kant ook wel op minder banken wordt aangedrongen! Wat de kosten betreft, zegt Spr., dat die zich meestal niet tot de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1206