23 DECEMBER 1931 1215 in het Zuidelijk stadsdeel doen, daar zulks toch maar over bodige moeite zou zijn. Dit ontslaat hem evenwel niet van den plicht hier telken jare op de behoefte, welke daaraan bestaat, te wijzen, in de hoop, dat de voorstanders van bijzonder onderwijs op den duur zullen inzien, dat zij het zelfde ruime standpunt behooren in te nemen als Spr. en zijn fractiegenooten. De heer BRANTJES heeft al meermalen gezegd, dat de R. K. raadsfractie om zoo te zeggen klaar staat om subsidie aan een door den heer Haaiman en zijn partijgenooten op te richten bewaarschool te geven. Het ligt dus aan den heer Haaiman c.s., dat die school er nog niet is. Verder zegt Spr., dat hij van de S. D. raadsfractie nog altijd de bewijzen wachtende is van de bewering, dat kin deren, wier broertjes of zusjes een openbare lagere school bezoeken, niet tot de bijzondere bewaarscholen worden toe gelaten. De heer Haaiman heeft wederom den schijn willen wekken alsof de openbare lagere scholen door dezen Raad te kort gedaan worden. Spr.'s fractie is niet tegen verbetering der openbare scholen, doch wel tegen den bouw van een nieuwe openbare school. Zij is daarin consequent, want ook het bestuur van de R. K. school aan de St. Janstraat is niet toegestaan het schoolgebouw te vernieuwen. Het getuigt niet van gemeenschapszin, in dezen economisch slechten tijd om een nieuwe school te vragen. Daarom behoort men ook de school aan de Boschstraat eerder te verbeteren dan te ver nieuwen. Er is trouwens wel altijd aangedrongen op de oprichting van een nieuwe openbare lagere school, maar er is nimmer aangetoond, dat zulks werkelijk noodig is, namelijk dat daarvoor voldoende leerlingen zullen zijn. De heer Haaiman draait de zaak om en zegt: „Bouwt eerst maar eens een school, dan loopt ze wel vol". De aandrang, door den heer Haaiman uitgeoefend, berust dus slechts op de veronderstelling, dat de leerlingen vanzelf wel zullen komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1215