23 DECEMBER 1931 1219 van schoolgeld zal krijgen, nu vele inkomens zijn gedaald. De omstandigheden zijn thans wel allerminst gunstig om het denkbeeld van den heer G r u ij s in toepassing te brengen. De heer HOUBEN heeft gezien, dat de post school gelden" op 4300,— geraamd is. In aanmerking nemende, dat de opbrengst der kohieren 1930/1931 ƒ4700,bedraagt, is hij van meening, dat die raming aan den royalen kant is, vooral met het oog op de sterke daling der inkomens. Wethouder VAN BUITENEN meent, dat het bedrag vrij voorzichtig is geraamd. Behalve met de daling der inkomens moet men ook rekening houden met het feit, dat het aantal leerlingen jaarlijks stijgt. Spr. verwacht dan ook, dat het geraamde bedrag zal binnenkomen. De heer HOUBEN wijst er nog eens op, dat de raming maar 400,— beneden de opbrengst van 1930/1931 blijft. Spr. is daarom van meening, dat dit in dezen economisch slechten tijd niet laag genoeg geraamd is. Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat dit een kwestie van inzicht blijft. Men is uitgegaan van een verlaging van de opbrengst der schoolgelden -met 10 Dat kan men te weinig achten of voldoende, het blijft gissen. Spr. acht het mogelijke verschil zoo weinig vaststaand, dat hij wijziging van den post ontraadt. De algemeene beschouwingen over dit hoofd stuk zijn hiermede geëindigd. Volgnummer 634. Verstrekking van gemeentewege van voeding en kleeding aan schoolgaande kinderen. De heer COHEN behoort tot de leden, die in het Centraal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 1219