122 23 FEBRUARI 1931. de watertarieven zijn gedaan, die door den Raad verworpen zijn; de veronderstelling van den heer Haaiman, dat dit lot slechts de voorstellen, welke van socialistische zijde komen, beschoren zou zijn, gaat dus niet op. Voorts heeft de heer Haaiman ontkend, dat aanne ming van zijn voorstel vermindering van inkomsten voor het bedrijf beduidt. Het staat evenwel onomstootelijk vast, dat het een verlaging inhoudt. Immers, de bedoeling van het voorstel van den heer Haaiman is, den verbruikers zonder betaling water te leveren, dat bij de huidige regeling wel betaald moet worden, zoodat het bedrijf meer water krijgt af te leveren, zonder dat de inkomsten verhoogd worden, of wel bij aflevering van een gelijk kwantum min der inkomsten heeft. Wat de administratieve bezwaren betreft, welke vroeger tegen dergelijke voorstellen zijn geopperd, deze zijn niet vervallenzij worden als genoegzaam bekend verondersteld. Men moet niet uit het oog verliezen, dat hetgeen hier vóór ons ligt is een nader prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het voorstel Haaiman, waarin speciaal de nadruk is gelegd op de financieele bezwaren, omdat dit voorstel indertijd juist is aangehouden, ten einde de finan cieele gevolgen na te gaan van het leggen der nieuwe persleiding dit neemt evenwel niet weg, dat ook de vroeger daartegen ontwikkelde administratieve bezwaren evenzeer nog van kracht zijn. De administratie is op kwartaalreke ningen ingesteld, zoodat twee maal per jaar een extra optelling plaats zou moeten hebben om te kunnen vaststellen in hoeverre het nieuwe maximum van 20 M3 overschreden is. Door den meter slechts twee maal per jaar te laten opnemen, zou er niet voldoende controle zijn op lek en miswijzing. Dat de hygiënische belangen met de aanneming van het voorstel-H a a 1 m a n gebaat zouden zijn, staat voor Spr. niet vast. Hij acht het goed mogelijk, dat de verbruikers dan in de wintermaanden zullen gaan bezuinigen om in den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 122