1232
23 DECEMBER 1931
objectiviteit is behandeld. Spr. gevoelt dan ook weinig lust,
de kwestie zelve te gaan bespreken. Er is echter iets anders.
Bij interruptie heeft de heer Cohen, toen Spr, verklaarde,
nimmer klachten te hebben vernomen, geroepen: „Gaat u dan
maar eens vragen bij den Geneeskundigen Dienst!" Dit advies
heeft Spr. opgevolgd, doch is er niet wijzer door geworden.
De Directeur verklaarde namelijk, dat hij door de thans in
den Raad gevoerde debatten eerst van de onderhavige
kwestie kennis heeft gekregen, en voorts, dat nóch de heer
Cohen, nóch de heer Van H o u t e n of een ander hem
over deze zaak had gesproken. Het blijkt dus wel duidelijk,
dat de inlichtingen van den heer Cohen onjuist zijn.
Spr. meent, dat zooiets in belangrijke zaken als deze toch
waarlijk niet door den beugel kan, en verklaart voortaan de
beweringen van den heer Cohen met een korreltje zout te
zullen moeten nemen.
De heer VAN HOUTEN zegt, inderdaad geen klacht over
het uitoefenen van geestelijk geweld op patiënten in het
St, Ignatiusziekenhuis bij den Directeur te hebben ingediend:
wèl andere klachten. Toen deze werden onderzocht en
meerdere patiënten in het ziekenhuis werden ondervraagd,
was het alleen Spr.'s echtgenoote, die voet bij stuk hield.
De anderen durfden blijkbaar niet. Dit is Spr.'s vrouw ge-
ruimen tijd zeer kwalijk genomen.
Over de kwestie van het geestelijk geweld heeft Spr. geen
klacht ingediend, omdat meermalen in dezen Raad, o.a. bij
de behandeling van de begrooting voor 1929, is gezegd, dat
het gemeentebestuur op de interne regelen van het St. Igna
tiusziekenhuis geen invloed kan uitoefenen.
Spr. zou er ook nu niet over hebben gesproken als Burge
meester en Wethouders hem daartoe niet hadden geprest.
Thans kan hij er wel aan toevoegen, dat zijn vrouw niet de
eenige is, wie(n) dit is overkomen. Meerdere patiënten,
vooral vrouwen, heeft Spr. erover hooren klagen.
Nu de zaak toch eenmaal is aangesneden, hoopt Spr., dat