1234
23 DECEMBER 1931
soonlijk bij den Directeur van den Geneeskundigen Dienst is
geweest en hem in zijn werkkamer over het gevalMevrouw
Van Houten heeft gesproken. De Directeur kan dus
niet volhouden, er niets van te weten of zeggen, dat er nie
mand met hem over heeft gesproken; dat is een onwaarheid.
Spr. vertrouwt, dat de Raad meer waarde zal hechten aan de
woorden van Spr., die als raadslid een eed heeft afgelegd,
dan aan die van den Directeur. Men weet nu, hoe de zaak
staat.
De VOORZITTER zegt, dat deze kwestie het beste zal
kunnen worden opgelost, door een conferentie, waarbij zoo
wel de Directeur als de heer Cohen aanwezig zijn.
De heer BROOS maakt de opmerking, zelf als patiënt in
het St. Ignatiusziekenhuis te zijn geweest. Ook eenige van
zijn kinderen hebben er gelegen. Na het debat van 1.1. Vrij
dagmiddag heeft Spr. zijn kinderen eens gevraagd, of zij iets
van geestelijken druk hebben bemerkt of dat hun de Sacra
menten vóór de operatie zouden zijn opgedrongen. Nóch
Spr., nóch zijn kinderen hebben daarvan echter iets onder
vonden of bemerkt, zoodat Spr. den heer Van Houten
dan ook onmogelijk kan gelooven.
De heer VAN BEDAF merkt op, dat de heer Van
M i e r 1 o eerder heeft gezegd, dat ieder zijn eigen huwelijks
moraal heeft. Spr. erkent het persoonlijk recht van Pastoor
Damen om over de huwelijksmoraal een eigen meening te
hebben, maar wil er toch even op wijzen, dat de Rector van
het St. Ignatiusziekenhuis het niet eens was met het gesprek,
dat die Pastoor met Spr.'s vrouw heeft gevoerd. Waar ook
Spr. zijn eigen huwelijksmoraal heeft, wenscht hij van de
bijzondere belangstelling des heeren Van M i e r 1 o op dit
punt verschoond te blijven.
Spr. heeft uit de debatten wel begrepen, dat nóch hier,
nóch bij Burgemeester en Wethouders, nóch bij den Direc-