23 FEBRUARI 1931 zomer des te meer te kunnen verbruiken zonder bijbetaling. Als beperking van het waterverbruik in strijd is met de hygiëne, is het dus lang niet zeker, dat met het voorge stelde de hygiëne bij allen gediend zou zijn. Van het voorgestelde wordt verwacht, dat het bedrijf zwaarder belast zou worden in de zomermaanden, dus juist in de spitsuren, als de prise d'eau, de zuiveringswerken en de pompinrichting toch reeds zwaar belast zijn, hetgeen extra kosten tengevolge zou hebben. In dat verband noemt Spr. de gevolgen onevenredig zwaar. Voorts zouden ook vele beter-gesitueerden van de voorgestelde regeling profiteeren, hetgeen niet de bedoeling is. Vele inwoners toch bezitten regen- en welputten en gebruiken het water hieruit voor het wasschen en schrobben, zoodat het aantal verbruikers, dat slechts omstreeks 40 M3 gebruikt, grooter is dan wel aangenomen wordt. Het betreft dus een tariefsverlaging, vrijwel over de geheele linie, van weinig belang voor de verbruikers en van groot bezwaar voor het bedrijf. Hierbij moet men in aanmerking nemen, dat de watertarieven in Breda niet hoog zijn. De abonne mentsprijzen, waarvoor maximaal 40 M3 per jaar wordt geleverd, bedragen voor de diverse groepen f4, f7, f9 en f 10, waarbij geen meterhuur extra wordt geheven. Wanneer nu per jaar eens 4 M3 moet worden bijbetaald, en daar gaat het hoogstens om tegen f 0,25 per M3, dan heeft dit tengevolge, dat maximaal 44 M3 wordt gele verd respectievelijk tegen f5, f8, f 10 en f 11, hetgeen in vergelijking met andere steden nog goedkoop genoemd kan worden. De heer Haaiman heeft weer voorspellingen gedaan aangaande de bedrijfswinst 1930, doch Spr. wenscht alleen bekende cijfers als basis aan te nemen. Naar aanlei ding van de winstcijfers, die de heer Haaiman genoemd heeft en als aanvulling van het gesprokene van den heer Van Buitenen deelt Spr. mede, dat in 1928 daarvan f 28000 gereserveerd is en in 1929 f 7413,58. Ook voor 1930 durft Spr. voorspellen, dat het bedrag, dat in de gemeen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 123